ECLI:NL:RVS:2025:1723

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
202406968/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen toekenning van schadevergoeding uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven na stelselmatig huiselijk geweld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 6 november 2024 het beroep ongegrond verklaarde. [appellante] had een uitkering van € 2.500,00 aangevraagd uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, omdat zij slachtoffer was van stelselmatig huiselijk geweld door haar ex-partner. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) kende haar een uitkering toe die viel onder letselcategorie 2, maar [appellante] was van mening dat zij recht had op een uitkering uit letselcategorie 3. De rechtbank oordeelde dat de CSG terecht had gehandeld en dat de toekenning van de uitkering niet onredelijk was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat de CSG de Beleidsbundel en de Letsellijst mocht toepassen bij het vaststellen van de hoogte van de uitkering. De Afdeling concludeerde dat er geen bewijs was dat de ex-partner van [appellante] haar met een mes had bedreigd op een manier die zou leiden tot een hogere letselcategorie. De omstandigheden die [appellante] aanvoerde, zoals het huiselijk geweld en de bedreiging van haar kind, werden niet als fysiek of psychisch letsel beschouwd, maar als oorzaken van het aangenomen ernstige psychische letsel. De conclusie was dat het hoger beroep ongegrond was en de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd.

Uitspraak

202406968/1/A2.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Tilburg,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­West­Brabant van 6 november 2024 in zaak nr. 24/5408 in het geding tussen:
[appellante]
en
Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG)
Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2023 heeft de CSG aan [appellante] een uitkering van € 2.500,00 (letselcategorie 2) uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) toegekend.
Bij besluit van 16 mei 2024 heeft de CSG het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 november 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       [appellante] heeft op 13 juli 2023 een uitkering uit het schadefonds aangevraagd, omdat zij slachtoffer is geweest van stelselmatig huiselijk geweld door haar ex-partner.
2.       Bij besluit van 21 december 2023, gehandhaafd bij besluit van 16 mei 2024, heeft de CSG aan [appellante] een uitkering van € 2.500,00 toegekend passend bij letselcategorie 2. Volgens de CSG was het aannemelijk dat zij vanaf 2019 tot in 2022 in Tilburg slachtoffer van stelselmatig huiselijk geweld is geweest. Ook was het aannemelijk dat [appellante] daarna nog enkele keren is lastiggevallen en slachtoffer werd van een mishandeling op 22 juni 2023 door haar ex-partner, waardoor zij ernstig letsel opliep. Bij huiselijk geweld met frequent fysiek geweld en/of bedreiging met geweld kan de CSG ernstig psychisch letsel veronderstellen. De CSG heeft daarom een tegemoetkoming toegekend uit letselcategorie 2, waarmee zij ook heeft voorzien in het overig letsel dat [appellante] heeft opgelopen.
3.       De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Wettelijk kader en beleid
4.       In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: de Wsg) is bepaald dat uit het schadefonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
5.       De CSG heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte. Bij het beoordelen van een aanvraag uit het schadefonds hanteert de CSG beleid dat is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Beleidsbundel) en de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst).
6.       Volgens het toepasselijke beleid van paragraaf 1.2.3 van de Beleidsbundel (versie 1 november 2022) is sprake van stelselmatig huiselijk geweld als in de relationele sfeer frequent en langdurig fysiek geweld is gebruikt of met geweld is gedreigd. Bij stelselmatig huiselijk geweld wordt ernstig psychisch letsel altijd voorondersteld. Verder veronderstelt het Schadefonds ernstig letsel als een slachtoffer rechtstreeks is bedreigd met een mes. Een bedreiging met een mes is rechtstreeks als de bedreiging op de persoon van het slachtoffer is gericht (het slachtoffer is zich op dat moment bewust van het wapen) op een voor het wapen redelijkerwijs bruikbare afstand.
7.       In de Letsellijst (versie 1 november 2022) is in hoofdstuk 2A vermeld dat bij stelselmatig huiselijk geweld, waarbij over een langere periode sprake is van frequent fysiek geweld of bedreigingen met geweld, een uitkering passend bij letselcategorie 2 hoort. Voor een uitkering passend bij letselcategorie 3 moet het gaan om stelselmatig huiselijk geweld dat naar aard en gevolgen ernstiger is dan categorie 2, omdat het bijvoorbeeld gaat om ernstig geweld, seksueel geweld, zeer lange duur of hoge frequentie.
8.       Verder is in de Letsellijst vermeld dat bij rechtstreekse bedreiging met een mes, eventueel met fysiek geweld of het toebrengen van oppervlakkige snij- of steekverwonding(en), een uitkering passend bij letselcategorie 2 hoort. Voor een uitkering passend bij letselcategorie 3 moet het gaan om rechtstreekse bedreiging met een mes, naar de aard en gevolgen ernstiger dan categorie 2, omdat het daarbij bijvoorbeeld gaat om zware mishandeling of het toebrengen van snij- of steekverwonding(en) waarbij inwendige organen en/of vitale structuren zijn geraakt.
9.       In de Beleidsbundel en de Letsellijst is nog vermeld dat het meest ernstige letsel leidend is voor de indeling in een letselcategorie, als door een geweldsmisdrijf meerdere fysieke letsels, al dan niet in combinatie met (voorondersteld) psychisch letsel, zijn opgelopen. Deze letselcategorie bepaalt dan de hoogte van de uitkering. Bij minstens drie verschillende fysieke letsels die in dezelfde letselcategorie vallen, wordt de categorie met één verhoogd.
Oordeel van de Afdeling
10.     [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het niet onredelijk is dat de CSG een uitkering uit het schadefonds behorend bij letselcategorie 2 in plaats van letselcategorie 3 heeft toegekend. Volgens [appellante] is zij door haar ex-partner rechtstreeks met een mes bedreigd. Weliswaar zou haar ex-partner hebben gezegd dat zij het mes van hem moest aannemen om ermee te doen wat zij wil, maar dat neemt niet weg dat het ging om een situatie waarin het handelen van de ex-partner, die nota bene het mes in de hand had, onvoorspelbaar was. Daar komt bij dat hij haar kind in de armen had. Volgens [appellante] is verder wel degelijk sprake van drie letsels. Zij wijst daarbij op het huiselijk geweld, de rechtstreekse bedreiging met het mes en de bedreiging van haar kind.
10.1.  Niet in geschil is dat de CSG de Beleidsbundel en de Letsellijst mocht toepassen voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen uitkering uit het schadefonds.
10.2.  De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de CSG een uitkering behorend bij letselcategorie 2 heeft mogen toekennen. Uit de stukken, waaronder het proces-verbaal van aangifte, is niet gebleken dat de ex-partner van [appellante] met het mes gericht op haar op een voor het wapen redelijkerwijs bruikbare afstand stond, terwijl dit voor een rechtstreeks bedreiging als bedoeld in de Letsellijst wel vereist is. Uit het proces-verbaal van aangifte volgt dat de ex-partner van [appellante] het mes heeft gepakt, aan haar heeft gegeven en heeft gezegd dat zij hem neer mocht steken. In het hogerberoepschrift erkent [appellante] ook dat haar ex-partner het mes aan haar heeft gegeven. Dat de situatie onvoorspelbaar was, doet er niet aan af dat haar ex-partner het mes niet op haar heeft gericht.
10.3.  Daar komt bij dat een rechtstreekse bedreiging met een mes in beginsel eveneens in letselcategorie 2 valt, zodat, ook wanneer [appellante] wel rechtstreeks bedreigd zou zijn met een mes, de CSG een uitkering passend bij die letselcategorie heeft mogen uitkeren. Voor letselcategorie 3 moet de rechtstreekse bedreiging met een mes naar aard en gevolgen ernstiger zijn dan categorie 2, omdat het bijvoorbeeld om zware mishandeling gaat of toebrengen van snij- of steekverwondingen, waarbij inwendige organen en/of vitale structuren zijn geraakt. Die situatie heeft zich in dit geval niet voorgedaan.
10.4.  Verder is in dit geval niet gebleken van een samenloop van drie letsels. De drie omstandigheden die [appellante] noemt, te weten het huiselijk geweld, de rechtstreekse bedreiging met het mes en de bedreiging van haar kind, zijn geen (fysiek of psychisch) letsel, maar oorzaken van het door de CSG in dit geval aangenomen ernstige psychische letsel. De CSG heeft daarom daarin geen aanleiding hoeven zien om een vergoeding behorend bij een hogere letselcategorie uit te keren.
10.5.  Het betoog slaagt niet.
Conclusie
11.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
12.     De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Kouidar, griffier.
w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kouidar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
1120