ECLI:NL:RVS:2025:171
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming
Op 16 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd aan een vreemdeling. Deze maatregel was op 30 december 2024 door de minister vastgesteld. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op dezelfde datum als de uitspraak van de voorzieningenrechter, 16 januari 2025, het beroep gegrond verklaarde. De rechtbank beval de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel en kende schadevergoeding toe aan de vreemdeling.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn mondelinge uitspraak besloten dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de beslissing van de rechtbank om de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen. Dit besluit is genomen omdat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank onomkeerbare gevolgen zou hebben en de uitvoering aanstaande was. De vreemdeling werd in de gelegenheid gesteld om op 17 januari 2025 voor 11.00 uur op het verzoek van de minister te reageren, waarna de voorzieningenrechter zo spoedig mogelijk zou beslissen.
De zaak illustreert de zorgvuldigheid die in acht moet worden genomen bij het treffen van voorlopige voorzieningen in het bestuursrecht, vooral in zaken die de vrijheid van personen raken. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vreemdeling en de minister tegen elkaar afgewogen en kwam tot de conclusie dat het noodzakelijk was om een ordemaatregel te treffen om onomkeerbare gevolgen te voorkomen.