ECLI:NL:RVS:2025:1697

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
202305244/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Franse Gat Zuid deel 1 en 2 vastgesteld door de raad van de gemeente Veenendaal

Op 16 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Franse Gat Zuid deel 1 en 2" dat op 26 juni 2023 door de raad van de gemeente Veenendaal is vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de herontwikkeling mogelijk van woonblokken in de wijk het Franse Gat in Veenendaal, waar Woonstichting Veenvesters in totaal 1.100 huurwoningen vernieuwt. Het plan omvat deelgebied 1 en deelgebied 2, waarbij in deelgebied 2 maximaal 256 nieuwbouwwoningen mogelijk zijn. Appellanten, bewoners van de De Savornin Lohmanstraat, verzetten zich tegen het plan omdat zij vinden dat ook deelgebied 3 van de herontwikkeling in het bestemmingsplan opgenomen had moeten worden. De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellanten beoordeeld, waaronder de planbegrenzing, verkeers- en parkeerdruk, en participatie. De Afdeling oordeelde dat de raad voldoende beleidsruimte heeft om de begrenzingen van het bestemmingsplan vast te stellen en dat de verkeers- en parkeerdruk adequaat zijn onderzocht. De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202305244/1/R4.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1] en anderen, allen wonend in Veenendaal,
2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend in Veenendaal (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Veenendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Franse Gat Zuid deel 1 en 2" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Woonstichting Veenvesters heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 8 april 2025, waar [appellant sub 1] en anderen, bij monde van [appellant sub 1A], [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door L. van Voorthuijsen en G. Drost zijn verschenen. Voorts is op de zitting Woonstichting Veenvesters, vertegenwoordigd door mr. C. van Deutekom, advocaat te Arnhem en [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 17 november 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan maakt de herontwikkeling mogelijk van een aantal woonblokken in de wijk het Franse Gat in Veenendaal. De herontwikkeling is onderdeel van het project ‘Het Franse Gat vernieuwt’, waarin Woonstichting Veenvesters gefaseerd in totaal 1.100 huurwoningen in het Franse Gat vernieuwt. Het plan omvat deelgebied 1 en deelgebied 2 van Deelplan Zuid van dit project. De herontwikkeling van deelgebied 1 is inmiddels voltooid op basis van binnenplanse en buitenplanse afwijkingen van het vorige bestemmingsplan. In deelgebied 2 waren 134 woningen en het plan maakt in dit deelgebied maximaal 256 nieuwbouwwoningen mogelijk.
3.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] wonen allen aan de ten oosten van het plangebied gelegen De Savornin Lohmanstraat. Zij verzetten zich onder meer tegen het plan omdat dit niet tevens deelgebied 3 van Deelplan Zuid van de herontwikkeling omvat. Deelgebied 3 betreft de herontwikkeling van de gronden tussen het plangebied en hun woningen. Daar staan nu 95 woningen en het voornemen bestaat om er ongeveer 163 nieuwbouwwoningen te realiseren. Op 25 maart 2025 heeft het college van burgemeester en wethouders ter voorbereiding op het door de raad vast te stellen omgevingsplan een stedenbouwkundig plan voor deelgebied 3 vastgesteld.
Toetsingskader
4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
De beroepsgronden
Planbegrenzing
5.       [appellant sub 2] en [appellant sub 1] en anderen betogen dat de raad voor de deelgebieden 1, 2 en 3 één bestemmingsplan had moeten vaststellen en niet eerst de deelgebieden 1 en 2 afzonderlijk had mogen vaststellen. Het aantal woningen in deelgebied 3 is immers afhankelijk van het aantal woningen in deelgebieden 1 en 2. Omdat er te weinig woningen in deelgebied 1 en 2 worden gerealiseerd, zullen er meer woningen in deelgebied 3 moeten worden gerealiseerd. Dit zal gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] en anderen wat betreft zonlichtderving, verlies van uitzicht en privacy, en geluidsoverlast. In het bijzonder wijzen zij op de voorgenomen woontoren met een bouwhoogte van 26 meter achter hun woning. Dit heeft volgens [appellant sub 1] en anderen ook financiële consequenties, die al inzichtelijk hadden moeten zijn. Daarnaast hangen de ruimtelijke gevolgen van de drie deelgebieden nauw samen en hadden dus ook in samenhang beoordeeld moeten worden. Als voorbeelden noemen [appellant sub 2] en [appellant sub 1] en anderen de gevolgen voor het verkeer en parkeren. Zij wijzen erop dat voor de herontwikkeling van alle deelgebieden ook één samenwerkingsovereenkomst is gesloten en één verkeerskundig plan zal worden gemaakt.
5.1.    De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte is echter niet zo groot dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Ondanks wat [appellant sub 2] en [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd is de Afdeling van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing een goede ruimtelijke ordening dient. Zij betrekt daarbij dat de raad heeft gemotiveerd dat ervoor is gekozen om een apart bestemmingsplan voor deelgebied 3 op te stellen, omdat de uitvoering van dit deel van de wijk pas over een aantal jaren aan de orde is. Dit deel van de wijk wordt uitgevoerd in de periode tussen 2025 en 2030. Door voor deelgebied 3 een apart bestemmingsplan vast te stellen kan worden geleerd van de opgedane ervaringen met deelgebied 2 en kan beter worden ingespeeld op mogelijke veranderingen in de woningmarkt. Hierbij neemt de Afdeling verder in aanmerking dat de raad heeft gemotiveerd dat het aantal woningen in deelgebied 3 ook niet afhankelijk is van het aantal woningen in deelgebied 2 en dat de toename van het aantal woningen in deelgebied 2 procentueel vergelijkbaar is met de verwachte toename van het aantal woningen in deelgebied 3. De raad heeft dus niet een onredelijk laag aantal woningen binnen deelgebied 2 mogelijk gemaakt. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben nog gewezen op een uitspraak van de wethouder dat er tussen de deelgebieden schuifruimte zou zijn, maar in dat citaat gaat het om enkele woningen en dat heeft de raad alleen al daarom niet hoeven weerhouden van de vaststelling van het plan. Voor een beoordeling van de ruimtelijke gevolgen van deelgebied 2 en deelgebied 3 is het ook niet noodzakelijk dat beide deelgebieden in één plan worden vervat. De ruimtelijke gevolgen van deelgebied 2 worden hierna beoordeeld. De ruimtelijke gevolgen van de herontwikkeling van deelgebied 3 moeten bij de vaststelling van het plan voor die herontwikkeling worden onderzocht en beoordeeld. De gevolgen van bouwhoogten, zoals de genoemde zonlichtderving, verlies van uitzicht en privacy en geluidsoverlast zijn daar dan een onderdeel van.
De betogen slagen niet.
Verkeer
6.       [appellant sub 2] betoogt dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de cumulatie van de verkeerskundige effecten van de drie deelgebieden samen. Zij noemen het voornemen van het college van burgemeester en wethouders om de Klaas Katerstraat af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer en er een fietsstraat van te maken. De De Savornin Lohmanstraat ligt parallel aan de Klaas Katerstraat en het is dus de verwachting dat gemotoriseerd verkeer de De Savornin Lohmanstraat zal gaan gebruiken, die daarvoor volgens hen helemaal niet geschikt is. Ook wijzen zij op het bestaande sluipverkeer dat via de Da Costastraat en De Savornin Lohmanstraat rijdt. Deze toename van het verkeer wordt versterkt door de toename van het aantal woningen in de drie deelgebieden samen. Volgens [appellant sub 1] en anderen zijn de gevolgen van deze ontwikkeling voor de verkeersintensiteit op de De Savornin Lohmanstraat onvoldoende onderzocht.
6.1.    Aan het plan ligt het door Sweco opgestelde rapport "Verkeerstoets Franse Gat Veenendaal" van 1 augustus 2022 (bijlage 13 bij de plantoelichting) ten grondslag. Hierin staat:
"Op basis van het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:
• De woningbouwontwikkeling genereert naar verwachting 545 voertuigverplaatsingen per werkdag extra ten opzichte van de huidige situatie.
• Het effect van de verkeersgeneratie ten gevolge van de woningbouwontwikkeling is zeer beperkt. Gemiddeld bedraagt de extra belasting tijdens piekmomenten op de gehele verkeersafwikkeling minder dan één voertuig per minuut. Wanneer gekeken wordt naar de verschillende routes bedraagt de toename op de drukste route gemiddeld één voertuig per 3 minuten. De capaciteitswaarden van de omliggende wegenstructuur worden niet overschreden en naar verwachting is het effect op de verkeersafwikkeling bij kruispunten verwaarloosbaar."
6.2.    De Afdeling stelt vast dat blijkens paragraaf 3.3 en figuur 6 van de Verkeerstoets geen effect van het plan op de De Savornin Lohmanstraat wordt verwacht. Al het verkeer zal over andere wegen worden afgewikkeld. Wat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding om aan de inhoud en de conclusies van de Verkeerstoets te twijfelen. Het bestaande sluipverkeer is geen gevolg van het bestemmingsplan. Ook eventuele toekomstige verkeersmaatregelen op de Klaas Katerstraat zijn geen gevolg van het bestemmingsplan. De raad heeft daarbij bovendien toegelicht dat er geen voornemens zijn om de Klaas Katerstraat af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer. Het gaat om het voornemen om de verkeersregeling "auto te gast" voor deze straat in te voeren, waarbij auto’s nog wel gebruik kunnen maken van de straat. Hiervoor moet nog een verkeersbesluit worden genomen. In zoverre is de Verkeerstoets dus niet op een onjuist uitgangspunt gebaseerd. Op grond van de Verkeerstoets mocht de raad zich op het standpunt stellen dat het plan niet zal leiden tot een relevante toename van het verkeer op de De Savornin Lohmanstraat.
De herontwikkeling van deelgebied 3 is een toekomstige ontwikkeling, waarvan de concrete invulling nog onzeker is. De ruimtelijke gevolgen van die herontwikkeling moeten bij de vaststelling van het plan voor die herontwikkeling worden onderzocht en beoordeeld. De gevolgen voor de verkeersintensiteiten op de wegen in de omgeving van het plangebied zijn daar een onderdeel van.
De betogen slagen niet.
Parkeren
7.       [appellant sub 2] betoogt dat het plan zal leiden tot een toename van de parkeerdruk. Omdat er te weinig woningen in deelgebieden 1 en 2 worden gerealiseerd, blijft er te weinig ruimte over in deelgebied 3 voor de benodigde parkeerplaatsen. Volgens [appellant sub 1] en anderen worden er te weinig parkeerplaatsen in deelgebied 1 en 2 voorzien en zal de parkeerdruk in de De Savornin Lohmanstraat daardoor toenemen. Zij wijzen er verder op dat er al sprake is van een hoge parkeerdruk in de wijk.
7.1.    Aan het plan ligt het door Sweco opgestelde rapport "Mobiliteitsplan Franse Gat Veenendaal, Invulling parkeervraag" van 25 juli 2022 ten grondslag (bijlage 12 bij de plantoelichting). Hierin is de parkeervraag voor deelgebied 2 beschreven. De conclusie luidt: "Op basis van de maximale invulling van het woningbouwprogramma en de verkavelingsschets voorziet de planontwikkeling in 333 autoparkeerplaatsen. De parkeervraag bedraagt, na reductie op basis van de nabijheid tot het OV en fietsvoorzieningen, 320 parkeerplaatsen. Hiermee voldoet het plan aan de gemeentelijke parkeernormen. Daarnaast biedt het ruimte om extra woningen te realiseren, uitgaande van het maximale aantal als opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan."
7.2.    Artikel 12.1 (voorwaardelijke verplichting parkeren) van de planregels luidt: "Burgemeester en wethouders verlenen slechts een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden, met inachtneming van het de voor het gebied ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende parkeernormenbeleid, indien:
a. bij de aanvraag aangetoond wordt dat het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij op eigen terrein en/of onmiddellijke omgeving bij de ontwikkeling in voldoende parkeergelegenheid voor zowel bewoners als bezoekers wordt voorzien en deze in stand gehouden wordt;
b. of aangetoond wordt dat het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
c. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. Met dien verstande dat de omgevingsvergunning alsdan uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt."
7.3.    [appellant sub 2] en [appellant sub 1] en anderen hebben de inhoud van het rapport van Sweco niet weersproken. De raad mocht zich op basis hiervan op het standpunt stellen dat er voldoende parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd voor de nieuwe woningen en dat er dus geen sprake zal zijn van een toename van de parkeerdruk in de De Savornin Lohmanstraat als gevolg van dit plan. Een eventueel bestaand tekort aan parkeerplaatsen in de wijk mag als regel buiten beschouwing worden gelaten bij de beoordeling hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn voor een nieuwe ontwikkeling. Omdat er binnen deelgebied 1 en 2 voldoende parkeerplaatsen kunnen en op grond van artikel 12.1 van de planregels moeten worden aangelegd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
De herontwikkeling van deelgebied 3 is een toekomstige ontwikkeling, waarvan de concrete invulling nog onzeker is. De ruimtelijke gevolgen van die herontwikkeling moeten bij de vaststelling van het plan voor die herontwikkeling worden onderzocht en beoordeeld. De gevolgen voor de parkeerdruk in de omgeving van het plangebied zijn daar een onderdeel van.
De betogen slagen niet.
Andere beroepsgronden
8.       [appellant sub 1] en anderen betogen dat het participatieverslag een onjuiste weergave bevat van het communicatie- en participatietraject. Volgens hen was het participatietraject nog verre van afgerond en was het bestemmingsplan daarom nog niet besluitrijp.
8.1.    De wettelijk voorgeschreven procedure is gevolgd. Deze procedure begint met de terinzagelegging van een ontwerpplan. Over het ontwerpplan konden [appellant sub 1] en anderen zienswijzen naar voren brengen en van die mogelijkheid hebben zij ook gebruik gemaakt. Deze zienswijzen heeft de raad betrokken bij zijn besluitvorming (bijlage 16 bij de plantoelichting). Het plan is in zoverre op de juiste wijze tot stand gekomen. In het participatieverslag (bijlage 15 bij de plantoelichting) is beschreven op welke wijze wijkbewoners verder zijn betrokken bij de herontwikkeling. Dat de hierin beschreven participatie volgens [appellant sub 1] en anderen onvoldoende is geweest, maakt de vaststelling van het plan niet onrechtmatig. Voor het oordeel dat het plan in strijd met het participatiebeleid van de gemeente is voorbereid, hebben zij onvoldoende aanknopingspunten aangereikt.
Het betoog slaagt niet.
9.       [appellant sub 1] en anderen betogen dat de tussen de gemeente en Woonstichting Veenvesters gesloten samenwerkingsovereenkomst te laat aan hen en de raad is verstrekt, zodat deze niet of nauwelijks bij de besluitvorming kon worden betrokken.
9.1.    Voor zover [appellant sub 1] en anderen betogen dat zij de samenwerkingsovereenkomst, die als anterieure overeenkomst moet worden beschouwd, niet tijdig hebben kunnen inzien, overweegt de Afdeling dat een anterieure overeenkomst geen op de zaak betrekking hebbend stuk is dat ter inzage moet worden gelegd (zie de uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3658, onder 10.2).
Een samenwerkingsovereenkomst vormt een in de afweging te betrekken belang. Dat belang heeft zijn beslag gekregen in het plan. Kennisname van de volledige overeenkomst was niet nodig om de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de in het plan toegelaten bouw- en gebruiksmogelijkheden te beoordelen. Het al dan niet laat verstrekken van de samenwerkingsovereenkomst betekent op zichzelf dus niet dat een onjuiste afweging van belangen ten nadele van [appellant sub 1] en anderen heeft plaatsgevonden.
Het betoog slaagt niet.
10.     [appellant sub 1] en anderen betogen dat het vaststellingsbesluit een onjuiste datum van vaststelling van het bestemmingsplan bevat. Het plan is namelijk niet vastgesteld op 22 juni 2023, maar op 26 juni 2023.
10.1.  Het getekende vaststellingsbesluit vermeldt 22 juni 2023 als datum van vaststelling. Dat de daadwerkelijke vaststelling niet op 22 juni, maar tijdens de voortgezette raadsvergadering op 26 juni heeft plaatsgevonden, tast de rechtsmatigheid van het besluit niet aan. Dit betreft een kennelijke verschrijving die op zichzelf de inhoud van het vaststellingsbesluit niet onjuist maakt.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
11.     De beroepen zijn ongegrond.
12.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Boer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
745