202301202/1/R3.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend in Alphen aan den Rijn,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Kop West Alphen aan den Rijn" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: STAB) heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant A] en [appellant B] en de raad hebben zienswijzen daarop naar voren gebracht.
De raad, Kop West Alphen B.V. en [appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 december 2024, waar [appellant A] en [appellant B], vertegenwoordigd door mr. C.A. Blankenstein, advocaat te Leiden, en de raad, vertegenwoordigd door ing. M. Magnin, drs. ing. M.J. Loos en C.H. Stolwijk-Bos, zijn verschenen. Ook is Kop West Alphen B.V., vertegenwoordigd door mr. R. Bäcker, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 16 juni 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. In paragraaf 1.1 van de plantoelichting staat dat gemeente Alphen aan den Rijn in verband met de grote woningbehoefte op zoek is naar verdichtingslocaties waar woningen kunnen worden gebouwd. Het initiatief van Kop West Alphen B.V. om de locatie, gelegen aan de Hoorn 75-79 en Ondernemingsweg 1A in Alphen aan den Rijn, te herontwikkelen, sluit hierbij aan. Het beoogde programma bestaat uit woningbouw, gecombineerd met niet-woonfuncties. Het bestemmingsplan maakt maximaal 330 woningen en 15.000 m² bvo aan niet-woonfuncties mogelijk.
3. [appellant A] en [appellant B] zijn eigenaar van het perceel [locatie] in Alphen aan den Rijn. Dit perceel ligt naast het plangebied. Op grond van het voor dit perceel geldende bestemmingsplan "Rijnhaven 2015" geldt voor dit perceel de bestemming "Bedrijf". [appellant A] en [appellant B] vrezen dat de gebruiksmogelijkheden van hun perceel worden ingeperkt door het plan. Op dit moment wordt het perceel verhuurd aan het metaalbewerkings- en poedercoatingbedrijf Multinal.
4. In deze uitspraak wordt verwezen naar verschillende wet- en regelgeving. De betreffende artikelen staan in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Toetsingskader
5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het beroep
Bedrijventerreinenstrategie 2021
6. [appellant A] en [appellant B] betogen dat het plan in strijd is met de Bedrijventerreinenstrategie 2021. Op grond van dit beleid wordt voor het gebied waarbinnen ook het perceel van [appellant A] en [appellant B] ligt, ingezet op intensivering van de bedrijvigheid. Het bestemmingsplan staat hieraan in de weg.
6.1. Zoals ook in paragraaf 4.4.6 van de plantoelichting staat, is het plangebied in de Bedrijventerreinenstrategie 2021 aangemerkt als locatie waar een verkenning naar woon-werkmilieu plaatsvindt. De Afdeling ziet daarom geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het plan in strijd met de Bedrijventerreinenstrategie 2021 is vastgesteld.
Het betoog slaagt niet.
Bedrijven en milieuzonering
7. [appellant A] en [appellant B] betogen dat het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld. De nieuwe woningen kunnen te dicht bij hun perceel worden gebouwd. [appellant A] en [appellant B] vrezen dat daardoor de gebruiksmogelijkheden op hun perceel worden beperkt, voor zowel het huidige gebruik door het bedrijf Multinal, als voor uitbreidingsmogelijkheden van dit bedrijf. Ook vrezen zij dat het moeilijker wordt in de toekomst hun perceel te verhuren aan andere bedrijven.
Maximale planologische mogelijkheden
8. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de korte afstand tussen hun perceel en de nieuwe woningen ervoor zal zorgen dat zij hun perceel niet meer kunnen verhuren aan bedrijven die in milieucategorie 4.2 vallen. In dat kader voeren [appellant A] en [appellant B] aan dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van de in de brochure Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2009 (hierna: de VNG-brochure) aanbevolen richtafstand van 200 m kan worden afgeweken. [appellant A] en [appellant B] wijzen erop dat hun perceel zo aantrekkelijk is voor bedrijven vanwege de toegelaten milieucategorie 4.2. In de regio is namelijk schaarste aan gronden op geluidgezoneerde industrieterreinen voor bedrijven uit hogere milieucategorieën. Dit belang lijkt door de raad in het geheel niet te zijn meegewogen. De raad lijkt juist alleen acht te hebben geslagen op de huidige feitelijke situatie. Maar voor de vraag of een ontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar is, moet worden gekeken naar de maximale planologische mogelijkheden.
8.1. Op de verbeelding van het bestemmingsplan "Rijnhaven 2015" heeft het perceel van [appellant A] en [appellant B] de bestemming "Bedrijf" met de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2". Op grond van artikel 3.1 van de regels van het bestemmingsplan "Rijnhaven 2015" zijn deze gronden bestemd voor bedrijven in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de in de bijlage bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.
8.2. In paragraaf 5.2 van de plantoelichting gaat de raad in op de vraag in hoeverre de nieuwe woningen en de omliggende bedrijvigheid vanuit ruimtelijk oogpunt met elkaar verenigbaar zijn. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden heeft de raad aansluiting gezocht bij de richtafstanden uit de VNG-brochure. De raad is uitgegaan van het omgevingstype "gemengd gebied". In dat geval geldt voor een bedrijf in milieucategorie 4.2 een richtafstand van 200 m.
8.3. De Afdeling stelt vast dat de afstand tussen de grens van het perceel van [appellant A] en [appellant B] en de nieuw te bouwen woningen zo’n 40 m bedraagt. Dat is aanzienlijk minder dan de onder 8.2 genoemde richtafstand. Zoals de raad in de plantoelichting ook heeft vastgesteld, kan van een dergelijke richtafstand worden afgeweken. Dat moet dan wel worden gemotiveerd. De raad heeft zich in de plantoelichting en de daarbij horende onderzoeken naar de vraag of deze kortere afstand ruimtelijk aanvaardbaar is, beperkt tot de bedrijfsactiviteiten van de huidige huurder van het perceel. De bedrijfsactiviteiten van Multinal vallen voor de aspecten geur, stof en gevaar in milieucategorie 3.2 en voor het aspect geluid in milieucategorie 4.1. Dat omvat niet de maximale planologische invulling van het perceel. Zoals onder 8.1 is benoemd, zijn op het perceel van [appellant A] en [appellant B] bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 4.2 toegestaan. Naar het oordeel van de Afdeling had de raad ook moeten onderzoeken in hoeverre bedrijfsactiviteiten die in milieucategorie 4.2 vallen, te rijmen zijn met de komst van de nieuwe woningen op deze korte afstand. Voor de milieuaspecten geur, gevaar en stof heeft de raad dat geheel nagelaten, terwijl op het perceel ook bedrijvigheid is toegestaan waarbij niet aan de richtafstand wordt voldaan voor deze aspecten. Er is bijvoorbeeld een palingrokerij toegestaan, waarvoor voor geur in gemengd gebied een richtafstand van 200 m geldt. Ook het aspect geluid had naar het oordeel van de Afdeling nader moeten worden onderzocht. [appellant A] en [appellant B] wijzen er terecht op dat het naar aanleiding van het verslag van de STAB door de raad overgelegde memo "Aanvulling geluid terrein [locatie] n.a.v. STAB-rapport" onvoldoende inzicht geeft welke planologische invulling precies is onderzocht en op welke manier het onderzoek heeft plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad het besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid vastgesteld. Dat is in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
Het betoog slaagt.
Huidig gebruik door Multinal
9. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de korte afstand tussen hun perceel en de nieuwe woningen ook problematisch is voor de huidige huurder van het perceel. [appellant A] en [appellant B] achten het zeer onaannemelijk dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen niet zal worden aangetast door de bedrijfsactiviteiten van Multinal. Zij wijzen erop dat de plantoelichting, noch het akoestische onderzoek van M+P raadgevende ingenieurs B.V. inzicht geven in wat de akoestische gevolgen zijn van de huidige bedrijfsvoering van Multinal voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen. Daarbij wordt er in de plantoelichting ten onrechte vanuit gegaan dat deze bedrijfsactiviteiten inpandig plaatsvinden. Op het perceel komen namelijk ook regelmatig grote vrachtwagens laden en lossen. Verder wijzen [appellant A] en [appellant B] erop dat de raad er geen rekening mee lijkt te hebben gehouden dat de akoestische situatie in tuinen of balkons bij woning ook aanvaardbaar moeten zijn.
Verder kunnen [appellant A] en [appellant B] zich niet vinden in het standpunt van de raad dat de beoogde bufferzone tussen hun perceel en de nieuwe woningen voldoende waarborg biedt dat ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. [appellant A] en [appellant B] wijzen er in dat kader op dat in het plan niet is geborgd dat de afschermende bedrijfsbebouwing wordt gerealiseerd. In het plan zijn alleen bouwbepalingen opgenomen die bijvoorbeeld de maximum bouwhoogte regelen, maar niet is bepaald dat de afschermende bedrijfsbebouwing er moet komen. De in artikel 3.6.1 en 3.6.2 van de planregels opgenomen voorwaardelijke verplichtingen lossen dit probleem niet op. Daarin is niet geregeld dat het bouwvlak waar de afschermende bebouwing moet komen, volledig moet worden bebouwd. Verder is geen minimale bouwhoogte in de planregels opgenomen. Maar een volledig bebouwd bouwvlak mét een minimale bouwhoogte is wel het uitgangspunt geweest in het akoestisch onderzoek. Ook is in de planregeling niet bepaald dat de afschermende bebouwing in stand moet worden gehouden. Verder voeren [appellant A] en [appellant B] aan dat het niet reëel is dat er bedrijven uit milieucategorie 3.2 bestaan die zich zullen vestigen in de bufferzone. De afstand tussen die bedrijven en de nieuwe woningen zal namelijk 0 m bedragen.
9.1. In paragraaf 5.2 van de plantoelichting staat dat onderzocht is in welke milieucategorie de bestaande bedrijven vallen die in de buurt van de nieuwe woningen zijn gevestigd. Multinal is beschouwd als "verzinkerij", en valt voor de milieuaspecten geur, stof en gevaar in milieucategorie 3.2. Voor stof en gevaar geldt een richtafstand van 30 m. Omdat de woningen op ruimere afstand komen dan de richtafstand, gaat de raad er volgens de plantoelichting vanuit dat de bestaande bedrijfsactiviteiten op deze aspecten geen hinder veroorzaken in het plangebied. Voor geur geldt een richtafstand van 50 m. Aan de richtafstand voor geur wordt niet voldaan. Daarover staat in de plantoelichting dat uit de uitbreiding op de milieuvergunning blijkt dat er een expliciete locatie op het perceel van [appellant A] en [appellant B] is aangewezen waar de geuractiviteiten worden ontplooid. De geurhinder blijft daarbij binnen de inrichtingsgrens. Dit leidt zodoende niet tot geurhinder in het plangebied. Bovendien is hierdoor in de feitelijke situatie geen sprake van belemmering van bedrijfsactiviteiten en zijn met Multinal bilaterale afspraken gemaakt over het treffen van maatregelen, indien deze alsnog nodig blijken te zijn.
9.2. Voor zover [appellant A] en [appellant B] erop hebben gewezen dat de bedrijfsactiviteiten van Multinal voor de milieuaspecten geur, stof en gevaar in milieucategorie 3.2 vallen, stelt de Afdeling vast dat de raad daar ook rekening mee heeft gehouden en dat in zijn afweging om het plan vast te stellen, heeft betrokken. [appellant A] en [appellant B] hebben verder geen redenen aangevoerd waarom deze afweging niet juist is. De Afdeling ziet op dit punt dan ook geen gebreken in het plan.
9.3. Over het milieuaspect "geluid" staat in paragraaf 5.2 van de plantoelichting dat de bedrijfsactiviteiten van Multinal voor dit aspect maximaal in categorie 4.1 vallen. In het omgevingstype "gemengd gebied" geldt op grond van de VNG-brochure een richtafstand van 100 m. Volgens de raad kan in dit geval hiervan met twee stappen worden afgeweken. Daarvoor is van belang dat de meeste bedrijfsactiviteiten inpandig plaatsvinden. Daarnaast blijkt uit het rapport "Akoestisch onderzoek t.b.v. bestemmingsplan Kop West te Alphen a/d Rijn" van M+P raadgevende ingenieurs BV van 13 januari 2022 (hierna: het akoestisch onderzoek) dat door de bebouwing op een bepaalde manier te situeren, de geluidsnormen die op grond van het Besluit hogere waarden voor de woningen zijn voorgeschreven, gehaald kunnen worden. Daarvoor is van belang dat een bufferzone wordt ingebouwd, zodat de nieuwe woningen zo ver mogelijk van het industrieterrein worden gesitueerd. Waar nodig wordt het realiseren van dove gevels voorgeschreven. Ook wordt voorzien in afschermende bebouwing tussen de bestaande bedrijven en de nieuwe woningen. De woningen worden in omsloten bouwblokken gebouwd, waardoor de woningen een voor industrie belaste en onbelaste zijde hebben. De bouwblokken hebben zoveel als mogelijk woningen met een tweezijdige oriëntatie. Volgens de raad is op deze manier sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw te realiseren woningen en wordt de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven niet onevenredig belemmerd.
9.4. De Afdeling ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad zich aan de hand van het akoestisch onderzoek niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bestaande bedrijfsvoering op het perceel van [appellant A] en [appellant B] niet onevenredig wordt belemmerd door het plan, noch dat ter plaatse van de nieuwe woningen geen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zoals de STAB in paragraaf 3.4.1 van haar verslag heeft opgemerkt, wijzen [appellant A] en [appellant B] er terecht op dat bij de dossierstukken van het plan geen akoestisch onderzoek is gevoegd dat inzicht geeft in de geluidsniveaus die vanwege Multinal zullen kunnen optreden ter plaatse van de nieuwe woningen. Maar omdat Multinal al een milieuvergunning heeft, wordt de geluidruimte niet beperkt door het plan. De bestaande bedrijfsvoering zal in zoverre dan ook niet worden beperkt door de komst van de nieuwe woningen. Daarmee staat echter niet vast dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat klachten van toekomstige bewoners worden voorkomen. De Afdeling ziet echter, net als de STAB, geen reden dat de onder 9.3 weergegeven motivering van de raad waarom in dit geval kan worden afgeweken van de richtafstand, niet kan worden gevolgd. De Afdeling weegt hier mee dat de raad naar aanleiding van het verslag van de STAB het memo "Plan Kop West te Alphen aan den Rijn. Reactie STAB advies inzake daktuinen en terrassen" van M+P raadgevende ingenieurs BV van
23 november 2023 heeft overgelegd, waaruit blijkt dat ook ter plaatse van daktuinen en dakterrassen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
9.5. Uit de onderzoeken blijkt wel dat, om dit aanvaardbare woon- en leefklimaat te garanderen, het van doorslaggevend belang is dat de in de plantoelichting genoemde maatregelen aan de nieuwe woningen en de afschermende bebouwing daadwerkelijk worden gerealiseerd. Voor zover [appellant A] en [appellant B] vraagtekens plaatsen bij de mogelijkheid om invulling voor deze gronden te vinden, overweegt de Afdeling dat zij daarin geen gebrek in het plan ziet. Het plan staat daar bedrijven tot milieucategorie 3.2 toe. Dat de keuzemogelijkheden voor welk soort bedrijf uit milieucategorie 3.2 zich daar kan vestigen, gelet op het feit dat de afschermende bebouwing naast de nieuwe woningen komt, beperkt is, doet daar niet aan af. Het is niet ondenkbaar dat een bedrijf met voornamelijk inpandige bedrijfsactiviteiten zich daar kan vestigen. Maar bovendien is ook bedrijvigheid in een lagere milieucategorie toegestaan. Het plan biedt daarmee genoeg mogelijke invullingen. [appellant A] en [appellant B] wijzen er wel terecht op dat de planregeling die beoogt te regelen dat de afschermende bebouwing er daadwerkelijk komt, niet voldoet. In artikel 3.6.1. onder a, van de planregels is geregeld dat de nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten pas in gebruik mogen worden genomen als de afschermende bebouwing is gerealiseerd. Voor zover [appellant A] en [appellant B] er nog op hebben gewezen dat in artikel 3.6.1, onder a, van de planregels geen minimale bouwhoogten voor deze afschermende bebouwing zijn opgenomen, stelt de Afdeling vast dat voor de zone waar de afschermende bebouwing moet komen in artikel 3.2.2, onder d van de planregels wel minimale bouwhoogten zijn voorgeschreven. De STAB heeft in haar verslag vastgesteld dat ook bij een modellering van de afschermende bebouwing met deze minimale bouwhoogten, wordt voldaan aan de vastgestelde hogere waarden. Maar [appellant A] en [appellant B] wijzen er terecht op dat in de planregels niet is geregeld dat de afschermende bebouwing in stand moet worden gehouden, terwijl het bestaan van die afschermende bebouwing wel nodig is om een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen te kunnen garanderen. Het plan is in zoverre in strijd met een goede ruimtelijke ordening vastgesteld.
Het betoog slaagt.
Uitbreidingsmogelijkheden Multinal
10. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de korte afstand tussen hun perceel en de nieuwe woningen de uitbreidingsmogelijkheden van Multinal beperkt. In de plantoelichting wordt door de raad erkend dat Multinal nog onbenutte geluidruimte heeft. Door de komst van de nieuwe woningen kan deze ruimte niet zonder meer worden benut.
10.1. De STAB heeft vastgesteld dat Multinal bij de nieuwe woningen in de dag- en avondperiode kan voldoen aan de grenswaarden uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening voor het LAmax, maar in de nachtperiode niet. Dit betekent dat het bedrijf wordt beperkt in de bedrijfsvoering bij een aanvraag voor een nieuwe omgevingsvergunning. Het bedrijf moet dan maatregelen onderzoeken om te kunnen voldoen aan de grenswaarde voor het LAmax in de nachtperiode. Er kan wel ontheffing worden verleend, dus het lijkt niet op voorhand een onvergunbare situatie.
Over beschikbare geluidruimte heeft de STAB geconcludeerd dat in de dag- en avondperiode inderdaad nog een paar decibel geluidruimte resteert, maar dat de geluidruimte in de nachtperiode nagenoeg is opgevuld.
10.2. In zijn reactie op het verslag van de STAB heeft de raad het memo "Aanvulling geluid terrein [locatie] n.a.v STAB-rapport" overgelegd. Daaruit blijkt volgens de raad dat uitbreiding mogelijk is, maar in de nachtperiode wordt beperkt door het plan. De raad acht deze beperking aanvaardbaar. De raad heeft hier meegewogen dat niet alleen het plan invloed heeft op de geluidruimte die beschikbaar is voor Multinal, maar ook andere ontwikkelingen op het gezoneerde industrieterrein. Ook is het perceel van [appellant A] en [appellant B] groot, wat ruimte biedt om te schuiven met bedrijfsactiviteiten, waardoor mogelijk wel aan de geluidsnormen kan worden voldaan. Verder leidt niet elke uitbreiding per se tot meer geluid. Tot slot is het mogelijk op het perceel [appellant A] en [appellant B] afschermende bebouwing te realiseren.
10.3. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad hiermee voldoende gemotiveerd waarom het in dit geval aanvaardbaar is dat de uitbreidingsmogelijkheden voor Multinal door het plan worden beperkt. De Afdeling weegt hier mee dat uitbreiding moeilijker wordt, maar niet onmogelijk. Daartegenover staat het belang van woningbouw. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad dat belang zwaarder mogen laten wegen.
Het betoog slaagt niet.
Verkeer
11. [appellant A] en [appellant B] betogen dat het bestemmingsplan leidt tot verkeersonveilige situaties. Het plangebied wordt pal langs het bedrijfsterrein van [appellant A] en [appellant B] ontsloten. Daar rijdt regelmatig zwaar vrachtverkeer om te laden en te lossen. [appellant A] en [appellant B] vrezen voor onveilige situaties als het verkeer uit de wijk in conflict komt met het aanrijdend en afrijdend vrachtverkeer. Dat geldt niet alleen voor auto’s, maar ook voor voetgangers en fietsers. In het verkeersonderzoek wordt daar niet op ingegaan. Wel blijkt uit het verkeersonderzoek dat de situatie in de ochtendspits kritisch is. [appellant A] en [appellant B] vrezen dat door verkeersopstoppingen hun perceel minder goed bereikbaar wordt.
11.1. De raad stelt zich op het standpunt dat geen sprake zal zijn van verkeersonveilige situaties of verminderde bereikbaarheid van het perceel van [appellant A] en [appellant B]. De raad verwijst hierbij naar het memo "Analyse verkeerssituatie Hoorn-Ondernemingsweg ten behoeve van de voorbereiding van het bestemmingsplan "Kop West"" van Mees Ruimte & Milieu van 8 april 2022. Dit memo brengt de verkeersafwikkeling en de doorstroming op de kruispunten in beeld. Hieruit volgt dat ter hoogte van de aansluiting van het plangebied op de Ondernemingsweg, het wegdeel waar [appellant A] en [appellant B] vrezen voor opstoppingen, geen onaanvaardbare wachttijd ontstaat.
Over verkeersveiligheid merkt de raad op dat het Iaden en lossen op het perceel van [appellant A] en [appellant B] plaatsvindt nabij de ontsluiting van het plangebied. Multinal en de initiatiefnemer van het plan hebben hierover in de voorbereiding overleg gehad en de rijcurves in beeld gebracht. Op eigen terrein is voldoende opstelruimte en manoeuvreerruimte. Voor de rijcurves is uitgegaan van manoeuvreren via de openbare weg. Dit gebruik staat een goede ontsluiting van het plangebied niet in de weg, omdat het past binnen het beschikbare profiel, het aantal verkeersbewegingen vanwege laden en lossen beperkt is en het manoeuvreren op de openbare weg van korte duur is. Verder zal bij de inrichting van de openbare ruimte rekening worden gehouden met deze omstandigheden. Ook voor wat betreft langzaam verkeer voorziet de raad geen problemen. De weg is met 8 m breed genoeg om gedeeld te worden door gemotoriseerd verkeer en fietsers. Voor voetgangers is langs de zuidkant van de Ondernemingsweg een stoep aanwezig.
11.2. De Afdeling ziet, gelet op deze toelichting van de raad, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het plan voor wat betreft het aspect verkeer in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld. [appellant A] en [appellant B] hoeven niet te vrezen voor de bereikbaarheid van hun perceel. Voor zover de ontsluiting verkeersveilig moet worden ingericht, merkt de Afdeling op dat in een bestemmingsplan niet hoeft te worden geregeld hoe een weg of ontsluiting verkeerstechnisch wordt ingericht. De inrichting van de weg betreft de uitvoering van het bestemmingsplan. Dergelijke uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure daarom niet aan de orde komen. In deze procedure komt in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan wel de vraag aan de orde of de raad zich er voldoende van heeft vergewist dat een aanvaardbare verkeerssituatie en verkeersafwikkeling in en om het plangebied bestaat en/of kan worden gerealiseerd (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:654, onder 12.3). Gelet op de toelichting van de raad, ziet de Afdeling geen reden te twijfelen dat er een verkeersveilige inrichting van de ontsluitingsweg mogelijk is. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
12. Gelet op wat onder 8.3 en onder 9.5 is overwogen, is het besluit van 15 december 2022 in strijd met artikel 3:2 van de Awb en artikel 3.1, eerste lid, van de Wro genomen.
13. Op grond van artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
14. De Afdeling acht in dit geval toepassing van de bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51d van de Awb aangewezen. Met het oog op een finale geschilbeslechting zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak de hierboven onder 8.3 en onder 9.5 vermelde gebreken te herstellen. De raad kan dat doen door:
a. alsnog te onderzoeken en te motiveren in hoeverre bedrijfsactiviteiten die in milieucategorie 4.2 vallen, te rijmen zijn met de komst van de nieuwe woningen op deze korte afstand, en, indien nodig, het plan daarop aan te passen;
b. alsnog in het plan te borgen dat de afschermende bebouwing op het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' in stand wordt gehouden.
15. De raad moet de Afdeling en [appellant A] en [appellant B] de uitkomst meedelen en het gewijzigde of nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen.
16. In de einduitspraak zal worden beslist over de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van [appellant A] en [appellant B].
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Alphen aan de Rijn op om:
- binnen 20 weken na de verzending van deze uitspraak, met inachtneming van wat onder 14 is overwogen, de gebreken in het besluit van 15 december 2022 te herstellen;
- de Afdeling en [appellant A] en [appellant B] de uitkomst mee te delen en het gewijzigde of nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken of mee te delen.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. J.C.A. de Poorter en mr. H.J.M. Besselink, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Perlot, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Perlot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
952
BIJLAGE
Bestemmingsplan "Rijnhaven 2015"
Artikel 3.1, getiteld "Bestemmingsomschrijving":
"De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(…)
e. ter plaatse van de aanduiding 'Bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijven in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de in de bijlage bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
(…)."
Bestemmingsplan "Kop West Alphen aan den Rijn"
Artikel 3.6.1, getiteld: "Woningen en andere geluidgevoelige objecten"
a. Woningen en andere geluidgevoelige objecten mogen pas in gebruik worden genomen als de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' is gerealiseerd of andere geluidwerende maatregelen én tevens wordt voldaan aan de maximale toegestane geluidbelasting op de gevel van een woning en voldaan is aan de eisen die opgenomen zijn in het Besluit hogere waarden.
b. Woningen mogen pas in gebruik worden genomen als is aangetoond dat ten gevolge van het bestaande gebruik aan de Energieweg 19 in Alphen aan den Rijn (zoals opgenomen in bijlage 7) voldaan wordt aan een binnenniveau van 35 dB(A).
Artikel 3.6.2, getiteld: "Bedrijvigheid:
a. Bedrijvigheid met een milieucategorie 3.1 en 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met milieucategorie 3.2' mag pas worden uitgeoefend als wordt aangetoond dat aan de maximale toegestane geluidbelasting op de gevel van aanwezige en geprojecteerde woningen en andere geluidgevoelige objecten wordt voldaan zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer dan wel de eventueel van toepassing zijnde maatwerkvoorschriften.
b. Bedrijvigheid met een milieucategorie 3.1 en 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met milieucategorie 3.2' mag pas worden uitgeoefend als wordt aangetoond dat de geurimmissie van een nieuw te vestigen of significant uit te breiden geurbelastend bedrijf ter plaatse van aanwezige en geprojecteerde geurgevoelige objecten niet meer bedraagt dan bepaald in 'Beleidsnota industriële geurhinder Gemeente Alphen aan den Rijn 2015' of diens rechtsopvolger.