ECLI:NL:RVS:2025:1680

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
202202692/3/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bestemmingsplan "Garsten Noord" en de rechtsgeldigheid van de bouwhoogte

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 april 2025 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Garsten Noord" van de gemeente Stichtse Vecht. De zaak betreft een tussenuitspraak van 4 september 2024, waarin de Afdeling de raad van de gemeente had opgedragen om binnen 16 weken gebreken in het besluit van 1 februari 2022 te herstellen. De Afdeling oordeelde dat het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid en niet deugdelijk was gemotiveerd. De maximale bouwhoogte van 12,6 meter was niet correct toegepast en de planregels over parkeren waren onvoldoende duidelijk, wat leidde tot rechtsongelijkheid. De raad heeft vervolgens op 17 december 2024 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, maar de Afdeling oordeelde dat de beroepen van de appellanten, waaronder Sonnevanck Participaties Holding B.V., gegrond waren. De Afdeling vernietigde het oorspronkelijke besluit van 1 februari 2022 en verklaarde de beroepen tegen het gewijzigde besluit van 17 december 2024 ongegrond. De raad werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

202202692/3/R4.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1A], wonend in Nigtevecht, gemeente Stichtse Vecht, [appellante sub 1B] en [appellante sub 1C], beide gevestigd in Nigtevecht, en [appellant sub 1D], wonend in Nigtevecht (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2.       [appellant sub 2] en anderen (hierna: [appellant sub 2] en anderen), allen wonend in Nigtevecht,
3.       Sonnevanck Participaties Holding B.V. (hierna: Sonnevanck), gevestigd in Eersel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Stichtse Vecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 4 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3597, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak de daar omschreven gebreken in het besluit van 1 februari 2022 te herstellen.
Bij besluit van 17 december 2024 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Garsten Noord" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
Sonnevanck heeft een zienswijze naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c en d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 13 november 2015 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Tussenuitspraak
2.       De Afdeling heeft bij tussenuitspraak geoordeeld dat het besluit van 1 februari 2022, waarbij het bestemmingsplan "Garsten Noord" is vastgesteld, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, niet deugdelijk is gemotiveerd en in strijd met de rechtszekerheid is genomen. Reden hiervoor is dat de raad, anders dan hij heeft beoogd, de maximale bouwhoogte van het appartementengebouw van 12,6 m niet heeft beperkt tot een deel van het bouwvlak. Daarnaast zijn de artikelen 15.4.2, 16.4.2 en 24.3.1 van de planregels over het parkeren onvoldoende duidelijk en daarmee rechtsonzeker. Verder heeft de Afdeling overwogen dat de verwijzing naar artikel 1.84 in artikel 17.1, aanhef en onder a, van de planregels onjuist is. In het artikel had verwezen moeten worden naar artikel 1.85 van de planregels.
3.       Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen onder 10.2, 17.3 en 21.3, zijn de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en Sonnevanck tegen het besluit van 1 februari 2022 gegrond, zodat dit besluit dient te worden vernietigd.
4.       De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak de constateerde gebreken in het besluit van de raad van 1 februari 2022 te herstellen.
Besluit van 17 december 2024
5.       Bij besluit van 17 december 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Garsten Noord" gewijzigd vastgesteld. Met het besluit heeft de raad de verbeelding aangepast, waardoor de maximale bouwhoogte van 12,6 m uitsluitend geldt ter plaatse van een specifiek raamkozijn. De maximale bouwhoogte van de overige delen van het appartementengebouw is 12 m. Verder heeft de raad de artikelen 15.4.2, 16.4.2 en 24.3.1 van de planregels geherformuleerd. Daarnaast wordt na de wijziging in artikel 17.1, aanhef en onder a, verwezen naar artikel 1.85 van de planregels.
6.       Het besluit van 17 december 2024 wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
Het beroep van rechtswege van Sonnevanck
7.       Sonnevanck betoogt dat de toegestane hoogte van het appartementengebouw in strijd is met het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundig plan. In de planregels en uit de verbeelding blijkt dat een maximale bouwhoogte van 12 m is toegestaan met een accent van 12,6 m. Sonnevanck merkt op dat volgens het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundig plan een maximale bouwhoogte van 12,4 m is toegestaan, behoudens het accent van 12,6 m voor het raamkozijn.
7.1.    In overweging 10.2 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling reeds overwogen dat het beeldkwaliteitsplan een richtinggevend beleidsstuk is waarvan kan worden afgeweken. Dit geldt eveneens voor het stedenbouwkundig plan. Tijdens de zitting op 3 juni 2024 heeft de raad toegelicht dat een bouwhoogte van 12 m is beoogd voor het appartementengebouw. Deze keuze is gemaakt om eventuele hinder voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken en de hoogte sluit daarnaast goed aan bij de omgeving. Ook als het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundig plan een hogere maximale bouwhoogte zouden toestaan, heeft de raad deugdelijk gemotiveerd waarom in dit geval is gekozen voor een maximale bouwhoogte van 12 m voor het appartementengebouw.
Het betoog slaagt niet.
8.       Het beroep van Sonnevanck tegen het besluit van 17 december 2024 is ongegrond.
De beroepen van rechtswege van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen
9.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben desgevraagd over het besluit van 17 december 2024 geen zienswijze naar voren gebracht. Dit betekent dat zij geen beroepsgronden tegen dat besluit hebben aangevoerd. De van rechtswege ontstane beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen tegen dat besluit zijn daarom ongegrond.
10.     Dit betekent dat het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan onherroepelijk is.
Proceskosten
11.     De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de beroepen van [appellant sub 1A], [appellante sub 1B], [appellante sub 1C] en [appellant sub 1D], [appellant sub 2] en anderen en Sonnevanck Participaties Holding B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Stichtse Vecht van 1 februari 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Garsten Noord" gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Stichtse Vecht van 1 februari 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Garsten Noord";
III.      verklaart de beroepen van [appellant sub 1A], [appellante sub 1B], [appellante sub 1C] en [appellant sub 1D], [appellant sub 2] en anderen en Sonnevanck Participaties Holding B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Stichtse Vecht van 17 december 2024 tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "Garsten Noord" ongegrond;
IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Stichtse Vecht tot vergoeding van bij [appellant sub 1A], [appellante sub 1B], [appellante sub 1C] en [appellant sub 1D] in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V.       veroordeelt de raad van de gemeente Stichtse Vecht tot vergoeding van bij [appellant sub 2] en anderen in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VI.      veroordeelt de raad van de gemeente Stichtse Vecht tot vergoeding van bij Sonnevanck Participaties Holding B.V. in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.267,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII.     gelast dat de raad van de gemeente Stichtse Vecht aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a.       € 184,00 aan [appellant sub 1A], [appellante sub 1B], [appellante sub 1C] en [appellant sub 1D], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b.       € 184,00 aan [appellant sub 2] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
c.       € 365,00 aan Sonnevanck Participaties Holding B.V..
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzitter, en mr. J.M.L. Niederer en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Ten Veen
voorzitter
w.g. Van Roessel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
457-1077