ECLI:NL:RVS:2025:166
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf
Op 20 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 3 december 2024 het beroep van een vreemdeling gegrond had verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf. De staatssecretaris had deze aanvraag op 22 december 2022 afgewezen.
De minister verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de minister als de vreemdeling afgewogen en besloten dat er een voorlopige voorziening moest worden getroffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van het treffen van voorlopige voorzieningen in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op vreemdelingenrecht. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak geen proceskosten aan de minister opgelegd, wat gebruikelijk is in dergelijke procedures. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.