ECLI:NL:RVS:2025:1643

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
202502033/1/V3 en 202502033/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening inzake toegang tot Nederland en vrijheidsontnemende maatregel

In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 18 maart 2025 besloten om appellant de toegang tot Nederland te weigeren. Tevens is op 19 maart 2025 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan appellant. Tegen deze besluiten heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Jankie, advocaat in Hoofddorp, beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft op 7 april 2025 het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft appellant hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 april 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De voorzieningenrechter heeft ook geen reden gezien om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en biedt duidelijkheid over de rechtmatigheid van de genomen besluiten door de minister van Asiel en Migratie.

Uitspraak

202502033/1/V3 en 202502033/2/V3.
Datum uitspraak: 10 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 7 april 2025 in zaak nr. NL25.13025 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 18 maart 2025 heeft de minister appellant de toegang tot Nederland geweigerd. Bij besluit van 19 maart 2025 is aan hem een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 7 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Jankie, advocaat in Hoofddorp, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De voorzieningenrechter van de Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De voorzieningenrechter van de Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. Lange
voorzieningenrechter
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2025
918