ECLI:NL:RVS:2025:1638

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
202400259/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vervallen verklaring van paspoort door naamswijziging en aansprakelijkheid voor schade

Op 23 mei 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen het paspoort van [appellant] vervallen verklaard door een naamswijziging. Dit besluit is niet aangetekend verzonden, waardoor [appellant] niet op de hoogte was van de vervallen verklaring. Op 1 september 2022 heeft [appellant] het college aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden, bestaande uit kosten voor een niet-genoten vakantie. Het college heeft op 11 november 2022 een deel van de kosten vergoed dat verband houdt met het niet ontvangen van het besluit van 23 mei 2022. Tegen dit besluit heeft [appellant] bezwaar gemaakt, waarna het college het bezwaar heeft doorgestuurd naar de rechtbank, omdat het een verzoekschrift betreft volgens de artikelen 8:99 en 8:90 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geoordeeld dat de gestelde schade niet het gevolg is van een onrechtmatig besluit of een voorbereidingshandeling.

De mondelinge uitspraak in hoger beroep vond plaats op 10 april 2025. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn grotendeels een herhaling van de gronden die in beroep zijn aangevoerd. De rechtbank heeft gemotiveerd op deze gronden ingegaan en [appellant] heeft geen nieuwe redenen aangedragen die de beoordeling van de rechtbank onjuist of onvolledig zouden maken. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dit oordeel is gebaseerd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202400259/1/A2.
Datum uitspraak: 10 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Amstelveen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2023 in zaak nr. 23/1286 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen.
Openbare zitting gehouden op 10 april 2025 om 13:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad: mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: mr. O. van Loon
Jurist: mr. A. Wolda
Verschenen:
[appellant], bijgestaan door mr. R. Grijpstra, advocaat in Almere;
het college, vertegenwoordigd door mr. C.A.K. Denneboom en M.S. Radder.
Op 23 mei 2022 heeft het college het paspoort van [appellant] vervallen verklaard door een naamswijziging. Omdat dit besluit niet aangetekend naar hem is verzonden, was [appellant] niet op de hoogte. Op 1 september 2022 heeft [appellant] het college aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade, bestaat uit de door hem gemaakte kosten voor een niet-genoten vakantie. Het college heeft op 11 november 2022 het deel van de kosten vergoed dat in direct verband staat tot het niet ontvangen van het besluit van 23 mei 2022. Tegen dit besluit heeft [appellant] bezwaar gemaakt. Omdat het bezwaar een verzoekschrift betreft als bedoeld in de artikelen 8:99 en 8:90 van de Awb, heeft het college het doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gestelde schade niet het gevolg is van een onrechtmatig besluit of een voorbereidingshandeling.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Gronden
Wat [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd, is zo goed als een herhaling van de gronden die hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 7 tot en met 14 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
284-1112