ECLI:NL:RVS:2025:1614

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
202501027/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 29 december 2024 besloten om appellant in bewaring te stellen. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 12 februari 2025 het beroep ongegrond heeft verklaard en het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. Appellant, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 april 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is.

De Afdeling ziet ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond en de Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 april 2025.

Uitspraak

202501027/1/V3.
Datum uitspraak: 10 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 12 februari 2025 in zaak nr. NL24.51934 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 29 december 2024 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 12 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 4 en 6 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2025
846-1149