ECLI:NL:RVS:2025:1611
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere vernietiging van besluit
Op 10 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van een verzoeker om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 6 mei 2024. De rechtbank had op 26 februari 2025 het beroep van de verzoeker gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, voor zover het betrof de signalering van de verzoeker in het Schengen Informatiesysteem. De verzoeker heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op de datum van uitspraak al een beslissing was genomen op het hoger beroep van de verzoeker. Hierdoor was er geen noodzaak meer om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. R.D. Salverda, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 10 april 2025.