ECLI:NL:RVS:2025:1588

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
202301197/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzageverzoek op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming door medisch gevolmachtigde

In deze zaak heeft [appellant] op 13 oktober 2021 een inzageverzoek ingediend bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een kopie van het gecombineerde aanvraagformulier Wet langdurige zorg en Wet zorg en dwang van zijn zus. Dit verzoek werd afgewezen door het CIZ op 2 november 2021, omdat [appellant] op dat moment geen medisch gevolmachtigde meer was. De rechtbank Overijssel heeft in haar uitspraak van 3 februari 2023 geoordeeld dat er geen grondslag in de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet zorg en dwang (Wzd) bestaat voor [appellant] om een inzageverzoek te doen. Het CIZ heeft het verzoek van [appellant] opgevat als een inzageverzoek op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), maar de rechtbank bevestigde dat dit terecht was, gezien de status van [appellant] als niet-medisch gevolmachtigde.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Afdeling concludeerde dat [appellant] geen nieuwe redenen had aangevoerd die de eerdere beoordeling in twijfel trokken. Bovendien werd opgemerkt dat [appellant] geen hoger beroep had ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter die [partij] en Budgetbeheer B.V. als mentoren van zijn zus had benoemd, waardoor deze beschikking in rechte vaststaat. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het CIZ werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202301197/1/A3.
Datum uitspraak: 9 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 3 februari 2023 in zaak nr. 22/448 in het geding tussen:
[appellant]
en
het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ).
Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2021 heeft het CIZ het inzageverzoek van [appellant] afgewezen.
Bij besluit van 3 februari 2022 heeft het CIZ het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 februari 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CIZ heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Het CIZ heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 26 maart 2025, waaraan [appellant] telefonisch heeft deelgenomen. Verder is het CIZ, vertegenwoordigd door mr. S. Hendriks, en mr. B. Van Dijk, beiden advocaat in Rotterdam, verschenen.
Overwegingen
Toepasselijke regelgeving
1.       De voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.       [appellant] heeft op 13 oktober 2021 het CIZ verzocht hem een kopie van het gecombineerde aanvraagformulier Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) en Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd) van zijn zus te verstrekken. Dat aanvraagformulier is ingediend op 19 maart 2021 toen [appellant] nog medisch gevolmachtigde was van zijn zus. Het CIZ heeft het verzoek van [appellant] opgevat als een inzageverzoek op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de AVG). Het CIZ heeft het verzoek afgewezen, omdat [appellant] ten tijde van het verzoek geen medisch gevolmachtigde meer was. Het CIZ heeft daarbij erop gewezen dat in de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: UAvg) is bepaald dat als ten behoeve van de betrokkene een mentorschap is ingesteld, de toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger is vereist.
3.       De rechtbank heeft overwogen dat in de Wlz en Wzd geen grondslag bestaat op grond waarvan [appellant] een verzoek om inzage kan doen. Het is daarom niet onjuist dat dat het CIZ het verzoek van [appellant] heeft opgevat als een verzoek om inzage op grond van de AVG. Verder heeft de rechtbank overwogen dat op het moment van het inzageverzoek van [appellant], [partij] en Budgetbeheer B.V. de door de kantonrechter aangewezen mentor van de zus van [appellant] was. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] op het moment van het inzageverzoek geen medisch gevolmachtigde was van zijn zus. Om die reden heeft de rechtbank geoordeeld dat het CIZ het inzageverzoek van [appellant] op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank heeft verder overwogen dat zij geen oordeel kan geven over de beschikking van de kantonrechter.
Hoger beroep
4.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank dat hierboven onder 3 verkort is weergegeven.
Zij voegt daaraan nog toe dat [appellant] op de zitting van de Afdeling heeft aangevoerd dat hij het niet eens is met de beschikking van de kantonrechter waarin [partij] en Budgetbeheer B.V. tot mentor van zijn zus is benoemd en dat die beslissing zou moeten worden teruggedraaid. Nu [appellant], uit kostenoverwegingen, tegen deze beschikking geen hoger beroep heeft ingesteld, staat deze inmiddels in rechte vast.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Het CIZ hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2025
818-1146
Bijlage
Toepasselijke regelgeving
Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 15
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en (…).
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 2
1. Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede op de verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen.
Artikel 5
2. Indien de betrokkene onder curatele is gesteld, dan wel ten behoeve van de betrokkene een bewind of mentorschap is ingesteld, is, voor zover het een aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel onbevoegd is, in de plaats van de toestemming van de betrokkene die van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist.