ECLI:NL:RVS:2025:1562

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
BRS.25.000287
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie

Op 11 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had afgewezen. De aanvraag was door de betrokkene, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.E. Groenenberg, ingediend. De minister had op 12 december 2024 het verzoek om asiel afgewezen. Hiertegen heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 6 maart 2025 de uitspraak deed dat het beroep gegrond was, het besluit van de minister vernietigde en de minister opdroeg om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De minister heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet verplicht zou zijn om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat het hoger beroep was behandeld. De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van beide partijen, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

BRS.25.000287
Datum uitspraak: 11 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 6 maart 2025 in zaak nr. NL24.50301 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2024 heeft de minister een aanvraag van betrokkene om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij mondelinge uitspraak van 6 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, advocaat in Nieuw-Vennep, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.   De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.   Gelet op de belangen die de minister en betrokkene naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.   De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Willems
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2025
347-1125