ECLI:NL:RVS:2025:1556
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 26 november 2024 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, heeft in hoger beroep geklaagd over dit oordeel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de appellant gegrond verklaard. De rechtbank had volgens de Afdeling niet onderkend dat het bestuursorgaan moet aantonen dat een besluit daadwerkelijk is verzonden, vooral in het geval van niet aangetekende verzending. De minister van Asiel en Migratie heeft niet voldoende bewijs geleverd dat het besluit per fax is verzonden. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover het de proceskosten betreft en heeft de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 907,00 bedragen, toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 9 april 2025.