ECLI:NL:RVS:2025:1504

Raad van State

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
202501228/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen besluit tot sluiting van woning door burgemeester van Purmerend

Op 7 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoekster], die woonachtig is in Purmerend, tegen een besluit van de burgemeester van Purmerend. De burgemeester had op 23 december 2024 besloten om de woning van [verzoekster] voor de duur van één maand te sluiten. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing waarbij het bezwaar van [verzoekster] tegen de sluiting ongegrond was verklaard. De rechtbank Noord-Holland had op 26 februari 2025 het beroep van [verzoekster] tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarna [verzoekster] hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 6 maart 2025, waar [verzoekster] werd bijgestaan door haar advocaat, mr. R.S. Pot, en de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. L.C. Dankbaar en E. Tiggers. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek heropend om nadere inlichtingen bij de burgemeester in te winnen. Uiteindelijk hebben partijen overeenstemming bereikt over de sluiting van de woning, waarbij [verzoekster] ervoor koos om haar woning vrijwillig voor vier weken te sluiten. Gezien deze overeenkomst heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening, en heeft het verzoek afgewezen. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202501228/2/A3.
Datum uitspraak: 7 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)), hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend in Purmerend,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­Holland van 26 februari 2025 in zaken nrs. 25/633 en 25/631 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
de burgemeester van Purmerend.
Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2024 heeft de burgemeester besloten om de woning op het perceel [locatie] in Purmerend voor de duur van één maand te sluiten.
Bij besluit van 28 januari 2025 heeft de burgemeester het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 februari 2025 heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoekster] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 maart 2025, waar [verzoekster], bijgestaan door mr. R.S. Pot, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester van Purmerend, vertegenwoordigd door mr. L.C. Dankbaar en E. Tiggers, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van de artikelen 8:68 en 8:84, vijfde lid, van de Awb het onderzoek heropend om nadere inlichtingen bij de burgemeester in te winnen. De burgemeester heeft desgevraagd een reactie ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de voorzieningenrechter een nadere zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.       De voorzieningenrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.       [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat het besluit van de burgemeester om haar woning voor de duur van één maand te sluiten wordt geschorst totdat op het hoger beroep is beslist.
3.       Na de zitting hebben partijen laten weten dat overeenstemming is bereikt over de sluiting van de woning. [verzoekster] heeft gekozen voor een vrijwillige sluiting van haar woning voor de duur van vier weken. Partijen hebben afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een [document].
4.       Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang.
5.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Larsson-van Reijsen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2025
978