ECLI:NL:RVS:2025:1503
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening
Op 2 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], mede voor hun minderjarige kinderen, een voorlopige voorziening vroegen. Dit verzoek volgde op besluiten van de minister van Asiel en Migratie van 11 februari 2025, waarin de aanvragen van verzoekers om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank Den Haag had op 18 maart 2025 het beroep van verzoekers tegen deze besluiten ongegrond verklaard, waarna verzoekers hoger beroep instelden en een verzoek om voorlopige voorziening indienden.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter concludeerde dat Nederland niet verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoekers, aangezien de verantwoordelijkheid van Portugal is vastgesteld op basis van de Dublinverordening. De voorzieningenrechter oordeelde dat de overdracht van verzoekers aan Portugal geen onomkeerbare gevolgen heeft en dat, mocht blijken dat Nederland verantwoordelijk is, verzoekers vanuit Portugal teruggeleid kunnen worden naar Nederland.
Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en werd bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 april 2025.