ECLI:NL:RVS:2025:1499

Raad van State

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
202405538/3/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke opheffing van schorsing van bestemmingsplan voor windpark Rijnenburg en Reijerscop

Op 27 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen Rijnenburg Wind B.V. en de gemeente Utrecht. De zaak betreft een verzoek van Rijnenburg Wind om gedeeltelijke opheffing van een eerdere schorsing van het bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan, Windpark Rijnenburg en Reijerscop'. Deze schorsing was eerder opgelegd op 11 november 2024, toen de voorzieningenrechter besloot dat de besluiten van de raad van de gemeente Utrecht en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht tot vaststelling van het bestemmingsplan en verlening van een omgevingsvergunning voor de plaatsing van vier windturbines geschorst moesten worden. De verzoeken om schorsing waren toen toegewezen omdat de betrokken partijen, waaronder de gemeente en Rijnenburg Wind, daarmee instemden.

In de huidige procedure heeft Rijnenburg Wind verzocht om de schorsing op te heffen, zodat zij de benodigde vergunning kan aanvragen voor de meest oostelijk voorziene windturbine. De voorzieningenrechter heeft de schorsing opgeheven voor de plandelen met de bestemmingen 'Bedrijf - Windturbine', 'Agrarisch', 'Water' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', maar benadrukt dat er nog niet met de bouw van de windturbines kan worden gestart, aangezien de omgevingsvergunning van 9 juli 2024 nog steeds geschorst is.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat voor het opheffen van een voorlopige voorziening geen novum vereist is, vooral niet in dit geval waar de eerdere schorsing was toegewezen op basis van instemming van de andere partijen. De belangen van Rijnenburg Wind om de vergunning aan te vragen zijn zwaarwegend, maar de belangen van de andere partijen bij een integrale beoordeling van het project, met name op het gebied van verkeersveiligheid, zijn ook in overweging genomen. De voorzieningenrechter concludeert dat het aanvragen van de vergunning bijdraagt aan een integrale beoordeling van het windpark.

Uitspraak

202405538/3/R4.
Datum uitspraak: 27 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van:
Rijnenburg Wind B.V., gevestigd in Rotterdam,
verzoekster,
om gedeeltelijke opheffing (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van 11 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4702, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen onder meer:
1.       [partij sub 1], wonend in De Meern, gemeente Utrecht, en anderen,
2.       [partij sub 2], wonend in De Meern,
en
1.       het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
2.       de raad van de gemeente Utrecht,
verweerders.
Openbare zitting gehouden op 27 maart 2025 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter
griffier: mr. L.S. Kors
Verschenen:
Rijnenburg Wind, vertegenwoordigd door mr. E.M.N. Noordover, advocaat in Amsterdam, [gemachtigde A], [gemachtigde B] en ir. G.S. van Loenen;
Het college en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat in Nijmegen, en drs. R. Evelein;
[partij sub 1], bijgestaan door [persoon];
Bij de uitspraak van 11 november 2024 in zaak nr. 202405538/2/R4 heeft de voorzieningenrechter na vereenvoudigde behandeling het besluit van de raad van 6 juni 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan, Windpark Rijnenburg en Reijerscop" en het besluit van het college van 9 juli 2024 tot verlening van een omgevingsvergunning voor de plaatsing van de vier windturbines geschorst. De verzoeken van [partij sub 1] en anderen en van [partij sub 2] om schorsing van deze besluiten is toen toegekend, omdat het college, de raad en Rijnenburg Wind daarmee konden instemmen.
In deze procedure heeft Rijnenburg Wind de voorzieningenrechter verzocht om gedeeltelijke opheffing van de schorsing van het besluit van 6 juni 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan. Zij wenst dat de schorsing van dat besluit wordt opgeheven voor zover dat nodig is om mogelijk te maken dat de in artikel 4.4 van de planregels bedoelde vergunning kan worden aangevraagd en verleend. Deze vergunning is vereist om de gronden ter plaatse van de meest oostelijk voorziene windturbine in gebruik te mogen nemen voor een windturbine.
De voorzieningenrechter heft de schorsing van het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 6 juni 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan, Windpark Rijnenburg en Reijerscop" op, voor zover het betreft de plandelen met de bestemmingen "Bedrijf - Windturbine", "Agrarisch", "Water" en "Verkeer - Verblijfsgebied" ter plaatse van de gronden waar de meest oostelijke windturbine is voorzien (RD-coördinaten x: 132.735, y: 452.817).
De motivering daarvoor is:
Deze gedeeltelijke opheffing van de eerdere schorsing is uitsluitend bedoeld om mogelijk te maken dat de in artikel 4.4 van de planregels bedoelde vergunning kan worden aangevraagd. Daarbij is van belang dat er nog niet zal worden gestart met de bouw van de windturbines. Dat kan ook niet, aangezien de daarvoor verleende omgevingsvergunning van 9 juli 2024 is geschorst.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, anders dan [partij sub 1] en [partij sub 2] hebben gesteld, voor het opheffen van een eerder getroffen voorlopige voorziening niet vereist dat zich een novum heeft voorgedaan. Zeker niet in een geval als hier aan de orde, waarin het eerdere verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening uitsluitend is toegewezen omdat de andere partijen daarmee instemden, waarbij er verder geen inhoudelijke afweging heeft plaatsgevonden.
De voorzieningenrechter maakt nu alsnog een afweging op basis van wat er nu is aangevoerd, waarbij de belangen worden afgewogen naar de stand van zaken op dit moment. Aan de ene kant weegt het belang van Rijnenburg Wind om nu alvast de nog benodigde vergunning te kunnen aanvragen, zwaar. Aan de andere kant staan de belangen van [partij sub 1] en [partij sub 2] bij een integrale beoordeling van het project, met name op het aspect verkeersveiligheid, daar niet aan in de weg. Als de vergunning - die nog nodig is voor één van de vier windturbines - nu alvast kan worden aangevraagd en die aanvraag al kan worden beoordeeld, draagt dat juist bij aan een integrale beoordeling van het hele windpark.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Kors
griffier
687