ECLI:NL:RVS:2025:1389
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen inbewaringstelling van vreemdeling door minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 5 maart 2025 het beroep van de vreemdeling tegen de inbewaringstelling door de minister van Asiel en Migratie ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling was op 19 februari 2025 in bewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de minister de vreemdeling tijdig en correct had geïnformeerd over de voorgenomen inbewaringstelling tijdens het gehoor. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.G.A.M. Halfers, heeft hoger beroep ingesteld, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de argumenten van de vreemdeling niet voldoende zijn om aan te nemen dat het proces-verbaal van het gehoor niet juist is. De Afdeling ziet ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.