ECLI:NL:RVS:2025:136
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming
Op 15 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een zaak betreffende een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 7 december 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De rechtbank Den Haag had op 15 januari 2025 in een mondelinge uitspraak het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de rechtbank heeft geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was, vanwege de omstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol. De minister betoogde dat de rechtbankuitspraken een algemene strekking hebben en dat afwijzing van zijn verzoek zou leiden tot onomkeerbare gevolgen, omdat hij dan alle vreemdelingen in het JCS in vrijheid zou moeten stellen, wat hun toegang tot het Schengengebied zou verlenen.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat, hoewel de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel ingrijpend is voor de vreemdeling, het grensbewakingsbelang zwaarder weegt. Daarom is de voorlopige voorziening verleend, en hoeft de minister de maatregel niet op te heffen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.