202404929/2/R2.
Datum uitspraak: 31 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend in Bergeijk,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Bergeijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Stökskesweg-Beisterveldenweg, Bergeijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op de zitting van 17 maart 2025, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker], bijgestaan door mr. M. Stultiens en mr. L.A. Pronk, advocaten in Helmond, en de raad, vertegenwoordigd door J. Lommers en T. Duffhues, zijn verschenen. Ook zijn op de zitting [partij A] en [partij B], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 21 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
3. In het plangebied, aan de [locatie], staat nu een vrijstaande woning. Op het perceel daarachter, aan de Beisterveldenweg, staat een vrijstaande loods die gesloopt wordt. Naast de bestaande vrijstaande woning, maakt het bestemmingsplan de bouw van 11 nieuwe woningen mogelijk. Op het perceel aan de Stökskesweg komt een tweede vrijstaande woning, op het perceel aan de Beisterveldenweg komen vier vrijstaande levensloopbestendige seniorenwoningen en aan Den Bommelaer komen zes aaneengebouwde woningen (vier sociale huurwoningen en twee koopwoningen).
4. [verzoeker] en anderen zijn het niet eens met dit plan. Zij vrezen om verschillende redenen dat hun woon- en leefklimaat door dit plan wordt aangetast. Hun verzoek strekt tot schorsing van het besluit van 30 mei 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Stökskesweg-Beisterveldenweg, Bergeijk".
Spoedeisend belang
5. Het bestemmingsplan is in werking getreden na de beroepstermijn. Het college heeft op 25 november 2024, 29 november 2024 en 2 december 2024 drie omgevingsvergunningen verleend voor het bouwen van 6 rijwoningen aan Den Bommelaer, het bouwen van een woning aan de Stökskesweg en het aanleggen van een inrit aan de Stökskesweg. Op de zitting heeft de raad gezegd dat inmiddels ook voor de bouw van de 4 seniorenwoningen aan de Beisterveldenweg een omgevingsvergunning is verleend. [verzoeker] en anderen hebben daar bezwaar tegen gemaakt. Er is sprake van een spoedeisend belang vanwege de verleende omgevingsvergunningen.
Geen laddertoets uitgevoerd
6. [verzoeker] en anderen betogen dat ten onrechte geen zogeheten laddertoets in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is uitgevoerd. Daartoe voeren zij ten eerste aan dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, omdat het plan voorziet in 12 woningen. Dat een van de 12 woningen een bestaande woning is, maakt volgens hen niet dat deze geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan.
Verder zijn de woningen volgens [verzoeker] en anderen niet voorzien in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied ligt volgens hen in het buitengebied van Bergeijk en maakt onderdeel uit van een bos. Bovendien volgt volgens hen uit de omstandigheid dat voorheen het bestemmingsplan "Buitengebied Bergeijk 2011" van toepassing was, dat het plangebied in het buitengebied ligt.
Los daarvan heeft de raad volgens [verzoeker] en anderen ten onrechte niet beoordeeld of er geen andere, meer passende locatie voorhanden is.
Daarnaast is volgens [verzoeker] en anderen sprake van strijd met artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), omdat de raad ten onrechte geen onderbouwing heeft gegeven dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.
6.1. Nog daargelaten of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Uit paragraaf 4.2.3 en 4.3.2 van de toelichting volgt dat de vraag naar woningen in de gemeente Bergeijk zeer groot is en dat op grond van de Brabantse Agenda Wonen van de provincie Noord-Brabant 340 woningen aan de woningenvoorraad moeten worden toegevoegd voor 2025 en 600 woningen voor 2030. Het staat dus vast dat er behoefte is aan de woningen die het plan mogelijk maakt.
Daarnaast zijn de woningen die het plan mogelijk maakt in elk geval voorzien in bestaand stedelijk gebied. In de overzichtsuitspraak van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724, onder 10.1), heeft de Afdeling overwogen dat, bij de beantwoording van de vraag of een plangebied als een bestaand stedelijk gebied in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, onder h, van het Bro, kan worden aangemerkt, dient te worden beoordeeld of het voorgaande bestemmingsplan binnen het gebied reeds een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca mogelijk maakt, of het gebied op grond van het voorgaande plan kan worden beschouwd als bij een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur (uitspraken van 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1340 (Veghel) en van 20 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1581 (Papendrecht)). De voorzieningenrechter stelt vast dat de gronden in het plangebied op grond van het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Bergeijk 2011" de bestemming "Wonen" hadden. Verder grenst het plangebied aan drie wegen en een woonwijk ten zuiden van het plangebied. Gelet hierop maakt het plan binnen het plangebied een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen mogelijk. De raad heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat het plan ziet op een gebied dat als "bestaand stedelijk gebied" in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder h, van het Bro is aan te merken en voldoet aan de eisen van artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder b, van het Bro.
6.2. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
De voorzieningenrechter overweegt dat niet is gebleken van alternatieven die door [verzoeker] en anderen zijn aangevoerd en waarmee door de raad geen rekening is gehouden.
6.3. Op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting, waarin de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn neergelegd. Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is. De raad heeft in paragraaf 6 van de toelichting onderbouwd waarom het plan uitvoerbaar is. [verzoeker] en anderen hebben niet geconcretiseerd waarom het plan niet uitvoerbaar zou zijn.
Strijd met gemeentelijk beleid
7. [verzoeker] en anderen betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met gemeentelijk beleid. Daartoe voeren zij aan dat het toevoegen van 11 woningen in een bosrijke, groene omgeving in strijd is met de "Omgevingsvisie Bergeijk", omdat dat ten koste gaat van de groene kwaliteit van de omgeving. Bovendien is de gemeente Bergeijk in 2013 uitgeroepen tot "het groenste dorp in Europa" en volgt uit beleid dat de gemeente als doel heeft om die status te behouden.
Het plan is volgens [verzoeker] en anderen ook in strijd met het uitgangspunt van de "Omgevingsvisie Bergeijk" dat sprake moet zijn van een kwaliteitsverbetering die is gekoppeld aan het verbeteren van de kernkwaliteit groen (veel landbouw, bos, natuur) en een bijdrage levert aan het voorzien van woningen voor de doelgroepen. Bouwen kan volgens hen niet leiden tot een kwaliteitsverbetering.
7.1. Hoewel de "Omgevingsvisie Bergeijk" bepaalt dat de gemeente Bergeijk de kernkwaliteit "Groen (veel landbouw, bos, natuur)" heeft, staat in het beleid ook dat de grote behoefte aan wonen in Bergeijk aangepakt wordt door ieder jaar maximaal in te zetten op de bouw van nieuwe woningen. In paragraaf 4.1.1 staat dat de ontwikkeling van woningbouw een bijdrage moet leveren aan het voorzien van woningen voor starters, jonge gezinnen, doorstromers en senioren. In beginsel is het uitgangspunt dat 60% van de woningen gebouwd wordt voor deze doelgroepen. De helft daarvan (30% van het totaal) moet gebouwd worden in de sociale huur. Het bouwen van woningen waar grote behoefte aan is, is dus ook een doel dat door beleid wordt nagestreefd.
Het plan maakt een tweede vrijstaande woning, vier vrijstaande levensloopbestendige seniorenwoningen en zes aaneengebouwde woningen, waarvan vier sociale huurwoningen en twee koopwoningen, mogelijk en voldoet daarmee aan die uitgangspunten. Verder levert de sloop van de loods met asbestplaten volgens de raad een verbetering op van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. [verzoeker] en anderen hebben niet gemotiveerd waarom dat niet als zodanig gekwalificeerd mag worden.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad voldoende gemotiveerd dat het plan past binnen het gemeentelijke beleid. De voorzieningenrechter verwacht niet dat dit betoog zal slagen in de bodem en ziet daarin geen reden voor schorsing.
Verkeer en parkeren
8. [verzoeker] en anderen betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met de nota "Parkeerbeleid gemeente Bergeijk 2022-2026", waaruit volgt dat zo veel mogelijk op eigen terrein moet worden geparkeerd. De raad heeft volgens hen onvoldoende gemotiveerd waarom van dat uitgangspunt wordt afgeweken door 12 parkeerplaatsen in het openbaar gebied te voorzien. In het plangebied is voldoende plaats om alle parkeerplaatsen te realiseren.
De raad heeft volgens [verzoeker] en anderen onvoldoende gemotiveerd dat de parkeerbehoefte van de woningen die het plan mogelijk maakt 19 parkeerplaatsen is. Verder is de bestaande woning volgens hen ten onrechte niet betrokken bij het berekenen van de parkeerbehoefte. Ook is er volgens [verzoeker] en anderen ten onrechte geen verkeersonderzoek uitgevoerd en zijn de gevolgen van de extra verkeersbewegingen die de nieuwe woningen genereren niet afgewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan.
8.1. Uit de nota "Parkeerbeleid gemeente Bergeijk 2022-2026" volgt dat de parkeervraag bij een ruimtelijke ontwikkeling in de basis op eigen terrein wordt gerealiseerd. De raad heeft er bij de vaststelling van het plan voor gekozen om van dat uitgangspunt af te wijken. De voorzieningenrechter maakt uit de nota van zienswijzen op dat die keuze mede is ingegeven door de wens om het plangebied zo groen mogelijk te houden. De raad heeft op de zitting toegelicht dat het plan onder andere sociale huurwoningen en seniorenwoningen mogelijk maakt, en dat parkeervoorzieningen bij dat type woningen vanwege ruimtegebrek doorgaans niet op eigen terrein kunnen worden voorzien. Daarmee heeft de raad naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gemotiveerd waarom is afgeweken van de nota "Parkeerbeleid gemeente Bergeijk 2022-2026".
In paragraaf 3.2.2 van de toelichting staat dat de parkeerbehoefte van de woningen die het plan mogelijk maakt 19 parkeerplaatsen is. Dat is gebaseerd op de nota "Parkeerbeleid gemeente Bergeijk 2022-2026" en de berekening die aan de hand daarvan is gemaakt door Accent Adviseurs. [verzoeker] en anderen hebben niet gemotiveerd wat daar niet aan klopt. Verder hoeft de raad de parkeerbehoefte van de bestaande woning niet mee te nemen in de berekening van de parkeerbehoefte van de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt, aangezien voor deze woning al bestaande parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn.
8.2. Hoewel [verzoeker] en anderen terecht aanvoeren dat de raad geen verkeersonderzoek heeft verricht, is dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet nodig. De raad heeft namelijk voldoende gemotiveerd en inzichtelijk gemaakt dat het aantal verkeersbewegingen dat het plan genereert beperkt is en veilig kan worden afgewikkeld.
In paragraaf 3.2.2 van de toelichting staat dat de capaciteit van de ontsluitingswegen Stökskesweg, Beisterveldenweg en Den Bommelaer voldoende is om de extra verkeersbewegingen die het plan genereert af te wikkelen. De raad heeft op de zitting toegelicht dat op grond van kengetallen uit het CROW is berekend dat de woningen die het plan mogelijk maakt in totaal 80 verkeersbewegingen per etmaal genereren. Volgens de raad is de toename aan Den Bommelaer, waar [verzoeker] en anderen wonen, beperkt. Deze bestaat slechts uit 31,6 tot 36,4 verkeersbewegingen per etmaal door de zes aaneengebouwde woningen, aangezien de twee vrijstaande woningen en de vier seniorenwoningen worden ontsloten op andere wegen. De huidige verkeersintensiteit van Den Bommelaer bedraagt ongeveer 555 verkeersbewegingen per etmaal. Gelet daarop is een stijging van 555 naar maximaal 591,4 verkeersbewegingen per dag gering te noemen. De voorzieningenrechter ziet daarom in hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd over het ontbreken van een verkeersonderzoek geen aanleiding voor schorsing.
Aantasting woon- en leefklimaat
9. [verzoeker] en anderen betogen dat hun woon- en leefklimaat op onaanvaardbare wijze wordt aangetast door het bestemmingsplan. De ontwikkeling die het plan mogelijk maakt zorgt voor een aantasting van hun privacy, een aantasting van hun uitzicht en een aantasting van de groene omgeving.
Ook zijn de belangen van [verzoeker] en anderen onvoldoende meegewogen in de besluitvorming en heeft er ten onrechte geen belangenafweging plaatsgevonden.
9.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. [verzoeker] en anderen kunnen dus geen aanspraak maken op een blijvend vrij uitzicht vanuit hun woningen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de zes aaneengebouwde woningen in het plangebied op dit punt maatgevend zijn. Hoewel de vrijstaande woning die het plan mogelijk maakt de hoogste maximale bouwhoogte heeft, heeft de bestaande vrijstaande woning een vergelijkbare maximale bouwhoogte van 10 m en ligt deze tussen een woning van [verzoeker] en anderen en de nieuwe vrijstaande woning in. Bovendien ligt de nieuwe vrijstaande woning op ongeveer 60 tot 73 m afstand van de twee andere woningen van [verzoeker] en anderen. De zes aaneengebouwde woningen mogen maximaal 9,2 m hoog worden en liggen op 11 tot 21 m afstand van de woningen van [verzoeker] en anderen. Gezien de situering en de hoogte van de aaneengebouwde woningen is het aannemelijk dat het bestemmingsplan enig gevolg zal hebben voor het uitzicht en de privacy van [verzoeker] en anderen. De raad erkent dat in de nota van zienswijzen en het verweerschrift ook. Deze gevolgen zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter echter niet zo groot dat de raad daaraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. De voorzieningenrechter betrekt daarbij de afstand tussen de te realiseren woningen en de woningen van [verzoeker] en anderen en het gegeven dat de bouwhoogte van de nieuwe woningen aansluit bij wat er aan Den Bommelaer al mogelijk is.
9.2. De raad heeft onderkend dat de ontwikkeling van de nieuwe woningen ten koste gaat van bestaand groen, maar tegelijkertijd vastgesteld dat een goede kwaliteit van het woon- en leefklimaat blijft bestaan. De raad heeft aan het belang van woningbouw een groot gewicht toegekend. De raad heeft op de zitting toegelicht dat het groen in het plangebied op privéterrein ligt en dat de gemeente als eigenaar van de gronden mag beslissen om dat groen gedeeltelijk te kappen om woningbouw mogelijk te maken. Ten aanzien van de bomenrij in de openbare ruimte waar parkeerplaatsen zijn voorzien, volgt uit paragraaf 3.1 van de toelichting dat het kappen van bomen zo veel mogelijk wordt beperkt en dat daartoe een Boom Effect Analyse is uitgevoerd, aan de hand waarvan het bestemmingsplan zo veel mogelijk is geoptimaliseerd. De raad heeft op de zitting bevestigd dat de bomen niet zijn opgenomen op de waardevolle bomenkaart van de gemeente Bergeijk. De voorzieningenrechter concludeert op grond hiervan dat er wel degelijk een belangenafweging heeft plaatsgevonden waarbij de belangen van [verzoeker] en anderen zijn betrokken.
Conclusie en proceskosten
10. Het verzoek wordt afgewezen.
11. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
voorzieningenrechter
w.g. Scheele
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2025
723-1044