ECLI:NL:RVS:2025:1354
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie tot bewaring van een vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 21 februari 2025 het beroep van de vreemdeling tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie om hem in bewaring te stellen ongegrond heeft verklaard. De minister had op 7 februari 2025 besloten om de vreemdeling in bewaring te stellen. De rechtbank oordeelde dat de minister op goede gronden had gehandeld en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Weegenaar, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarom is er geen verdere motivering nodig voor de bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
De Afdeling heeft ook geen reden gezien om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 maart 2025.