ECLI:NL:RVS:2025:1352

Raad van State

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
202305002/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.J.M. Ristra-Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 10 juli 2023 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens werd er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,00. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 28 maart 2025 het hoger beroep gegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte de beslistermijn van twaalf weken had laten ingaan op de datum van ontvangst van de ingebrekestelling, in plaats van vanaf de dag na verzending van de uitspraak. De Afdeling heeft de termijn vervangen door twaalf weken na de dag van verzending van de uitspraak van de rechtbank, en niet vanaf de datum van de uitspraak in hoger beroep. De uitspraak van de rechtbank is voor het overige bevestigd, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202305002/1/V1.
Datum uitspraak: 28 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 10 juli 2023 in zaak nr. NL23.9353 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen.
Bij uitspraak van 10 juli 2023 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, en bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekendmaakt en aan de vreemdeling een dwangsom verbeurt van € 100,00 voor elke dag dat hij die termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Ross, advocaat in Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De in de grieven opgeworpen rechtsvragen heeft de Afdeling beantwoord in de uitspraak van 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2642. Uit wat de Afdeling in die uitspraak, onder 2.2, heeft overwogen, volgt dat de minister in de eerste grief terecht klaagt dat de rechtbank de beslistermijn van twaalf weken die zij passend heeft geacht ten onrechte heeft laten ingaan op de datum van ontvangst van de ingebrekestelling in plaats van vanaf de dag na verzending van de uitspraak. Omdat die termijn op het moment van de uitspraak al verstreken was, heeft zij een beslistermijn van twee weken na verzending van de uitspraak opgelegd. Uit wat de Afdeling in de uitspraak van 3 juli 2024, onder 2.3, heeft overwogen, volgt dat de minister in de tweede grief terecht klaagt dat de rechtbank daarmee ten onrechte feitelijk geen toepassing heeft gegeven aan de mogelijkheid om een langere termijn dan twee weken te bepalen in bijzondere gevallen, als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
1.1.    De grieven slagen.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover zij de minister heeft opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. De Afdeling zal deze nadere termijn vervangen door twaalf weken na de dag van verzending van de uitspraak. Deze termijn loopt vanaf de datum van de uitspraak van de rechtbank en niet vanaf de datum van deze uitspraak in hoger beroep. De uitspraak van de rechtbank wordt voor het overige bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 10 juli 2023 in zaak nr. NL23.9353, voor zover zij de minister heeft opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
III.      vervangt de termijn in die uitspraak door twaalf weken na verzending van die uitspraak;
IV.      bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Ristra-Peeters
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2025
941