ECLI:NL:RVS:2025:1323

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
202501668/3/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de begunstigingstermijn voor het voldoen aan een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Waadhoeke

Op 21 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers, wonend in Franeker, en het college van burgemeester en wethouders van Waadhoeke. Het college had op 6 mei 2024 een last onder dwangsom opgelegd aan de verzoekers, waarin werd geëist dat zij een niet-toegestane bedrijvigheid op hun perceel beëindigen en een paardrijbak met lichtmasten verwijderen. Bij overtreding zou een dwangsom van € 3.000,00 per week worden opgelegd, met een maximum van € 30.000,00. De verzoekers stelden dat het voor hen praktisch onmogelijk was om binnen de gestelde begunstigingstermijn aan deze last te voldoen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen ernstige belangen in het gedrang kwamen bij een verlenging van de termijn en besloot deze met vier weken te verlengen. Dit besluit werd genomen in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van de verzoekers afwoog tegen de belangen van het college. De zitting voor verdere beoordeling van de voorlopige voorziening is gepland op 8 april 2025, waarbij partijen een uitnodiging zullen ontvangen. Over de proceskosten zal worden beslist in de uitspraak over de voorlopige voorziening.

Uitspraak

202501668/3/R3.
Datum uitspraak: 21 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend in Franeker, gemeente Waadhoeke,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de rechtbank) van 21 maart 2025 in de zaken nrs. 25/534 en 25/949 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
het college van burgemeester en wethouders van Waadhoeke.
Tegenwoordig:
voorzieningenrechter: mr. N. Verheij
griffier: mr. A.S. Rietveld
Bij besluit van 6 mei 2024 heeft het college aan [verzoekers] een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende de niet-toegestane bedrijvigheid op het perceel [locatie] in Franeker te beëindigen en beëindigd te houden en de paardrijbak met drie lichtmasten te verwijderen en verwijderd te houden, onder dreiging van verbeurte van een dwangsom van € 3.000,00 per week of deel van de week dat wordt geconstateerd dat de overtreding niet is beëindigd, met een maximum van € 30.000,00.
Bij besluit van 19 december 2024 heeft het college het door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 maart 2025 heeft de rechtbank het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en bepaald dat de begunstigingstermijn eindigt op de datum waarop de uitspraak is gedaan.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de begunstigingstermijn voor het voldoen aan de last zoals deze is opgelegd in het besluit van 6 mei 2024, wordt verlengd tot vier weken na de dag van de uitspraak van de rechtbank;
Gronden:
De voorzieningenrechter acht het praktisch onmogelijk voor [verzoekers] om binnen de door de rechtbank gestelde begunstigingstermijn te voldoen aan de door het college opgelegde last. Niet is gebleken dat de bij de last betrokken belangen ernstig in het gedrang komen bij een verlenging van de begunstigingstermijn met enkele weken. De voorzieningenrechter ziet in wat [verzoekers] naar voren hebben gebracht daarom aanleiding om bij wijze van ordemaatregel de begunstigingstermijn te verlengen met vier weken.
Op 8 april 2025 zal een zitting worden gehouden. Dan zal de voorzieningenrechter beoordelen of aanleiding bestaat de bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen. Partijen zullen voor deze zitting een afzonderlijke uitnodiging ontvangen.
Over de proceskosten zal worden beslist in de uitspraak over de vraag of aanleiding bestaat de getroffen voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Rietveld
griffier