ECLI:NL:RVS:2025:1283

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
202307579/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kern Sleeuwijk: Hospice Vlietstraat en de gevolgen voor wateroverlast en groenvoorzieningen

Op 26 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Kern Sleeuwijk: Hospice Vlietstraat". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Altena op 24 oktober 2023, voorziet in de herontwikkeling van een terrein aan de Vlietstraat in Sleeuwijk voor de bouw van een hospice. Appellanten, bewoners van Sleeuwijk, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, met argumenten dat de locatie niet geschikt is vanwege het risico op wateroverlast en het verlies van groenvoorzieningen. De appellanten betogen dat de bouw van het hospice negatieve gevolgen zal hebben voor de waterhuishouding en vrezen voor schade aan hun woningen door regenwater en het nabijgelegen riviertje de Bijtelskil.

De Afdeling heeft de zaak op 10 december 2024 behandeld. De raad van de gemeente Altena heeft in zijn verweerschrift gesteld dat er geen probleemlocaties zijn op het gebied van wateroverlast en dat er maatregelen zijn genomen om dit te minimaliseren. De Afdeling oordeelt dat de raad voldoende onderzoek heeft gedaan naar de waterhuishouding en dat de conclusies van het onderzoek niet door de appellanten zijn weerlegd. Daarnaast heeft de raad voldoende rekening gehouden met de ecologische aspecten en het groene karakter van het terrein. De Afdeling concludeert dat de raad de belangen van de betrokkenen op juiste wijze heeft afgewogen en dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij de vaststelling van bestemmingsplannen en de noodzaak om de gevolgen voor de waterhuishouding en ecologie in overweging te nemen.

Uitspraak

202307579/1/R2.
Datum uitspraak: 26 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend in Sleeuwijk, gemeente Altena,
2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend in Sleeuwijk, gemeente Altena,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Altena,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2023 heeft de raad van de gemeente Altena het bestemmingsplan "Kern Sleeuwijk: Hospice Vlietstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Appellanten hebben nadere stukken ingediend.
Hospice Altena heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2024, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door W. Oosten en S.R. van Vuuren, zijn verschenen. Voorts is op de zitting de stichting Hospice Altena, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van een beroep tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp ambtshalve vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, blijft het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit omtrent de vaststelling van dat bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 4 november 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan voorziet in de herontwikkeling van een terrein aan de Vlietstraat in Sleeuwijk om daar een hospice te realiseren. Voorheen was dat niet mogelijk omdat het terrein de bestemming "Sport" had en er een sporthal stond. De sporthal is gesloopt en het terrein is niet meer in gebruik. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen tegenover de te realiseren hospice en hebben meerdere redenen naar voren gebracht waarom de locatie niet geschikt zou zijn voor de beoogde ontwikkeling.
Hoe beoordeelt de Afdeling een beroep tegen een bestemmingsplan?
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Waterberging
4.       Beide appellanten betogen dat in Sleeuwijk het risico op wateroverlast groot is. Het gebied dat met het bestemmingsplan wordt herontwikkeld vormt een belangrijke buffer voor het afvoeren van overtollig water. Het bebouwen van het perceel heeft gevolgen voor het grondwaterpeil en belemmert een goede waterhuishouding. Zij vrezen voor problemen en schade aan hun woningen door regenwater en door het water van het riviertje de Bijtelskil. De gemeente heeft in de besluitvorming onvoldoende rekening gehouden met de risico’s die het wijzigen van de bestemming en het beoogde bouwen van de hospice in dat opzicht met zich brengt, aldus appellanten.
4.1.    Blijkens de nota van zienswijzen stelt de raad zich op het standpunt dat uit onderzoek volgt dat in de kern Sleeuwijk er geen probleemlocaties zijn op het gebied van wateroverlast. Daarnaast zijn er meerdere maatregelen uitgevoerd om wateroverlast te minimaliseren en is een basisrioleringsplan opgesteld. Naar aanleiding van de zorgen van omwonenden is vervolgens een onderzoek uitgevoerd om te bepalen of de aanwezigheid  van de hospice het risico op wateroverlast vergroot. In het rapport van 15 augustus 2023 van Adcim B.V. is geconcludeerd dat de ter plaatse aanwezige hoge grondwaterstand naar alle waarschijnlijkheid wordt veroorzaakt door kwelwater afkomstig uit de Boven Merwede. Ook is geconcludeerd dat met de beoogde bouw van de hospice en de daarbij te nemen maatregelen, het grondwaterpeil niet nadelig zal worden beïnvloed. Binnen het plangebied was met de vorige bestemming meer verharding aanwezig dan met de nieuwe bestemming. Doordat de verharding afneemt, zijn er geen watercompenserende maatregelen in de vorm van waterberging noodzakelijk. Desondanks is in overleg met het waterschap besloten de maatregel op te nemen dat het dak van de hospice voorzien wordt van een zogenoemd ‘groen dak’.
4.2.    Appellanten hebben in beroep noch op zitting nader onderbouwd dat de conclusies van het uitgevoerde onderzoek niet juist zijn en dat de bouw van het hospice nadelige gevolgen zal hebben voor het grondwaterpeil. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling dan ook terecht geen reden gezien voor twijfel aan de juistheid van voormelde onderzoeken. Gelet daarop slagen de betogen van appellanten op dit punt niet.
Verlies van het groene karakter
5.       Beide appellanten betogen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met het groene karakter dat op het terrein is ontstaan na de sloop van de sporthal. Door de bouw van een hospice gaat dit groene karakter en de ontstane flora en fauna verloren.
5.1.    De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de huidige groene invulling niet is vastgelegd in het vorige bestemmingsplan waarin de bestemming "Sport" aan de desbetreffende gronden was toegekend. Het na de sloop van de sporthal ontstane grasveld is daarmee niet planologisch vastgelegd. Daarnaast is er terecht op gewezen dat met het nieuwe bestemminsplan er meer ruimte is ingericht voor groen dan voorheen. In het nieuwe bestemmingsplan heeft een deel van het terrein namelijk de bestemming "Groen" gekregen. De raad heeft voorts voldoende onderbouwd dat met het nieuwe bestemmingsplan geen onevenredige schade wordt toegebracht aan flora en fauna. Zo heeft de raad een ecologisch protocol laten opstellen voor de te verrichten werkzaamheden, waardoor schade aan de aanwezige soorten zoveel als mogelijk wordt voorkomen. Appellanten hebben bovendien niet betoogd dat de uitkomsten van de door de raad verrichte onderzoeken niet juist zijn. Het betoog slaagt niet.
Zicht door bebouwing
6.       [appellant sub 1] betoogt dat in het bestemmingsplan is bepaald dat een strook van vijf meter moet worden aangehouden tussen het riviertje de Bijtelskil en de geplande bebouwing. Vanwege deze aanpassing vreest [appellant sub 1] dat de hospice dicht op zijn woning wordt gebouwd, waardoor zijn vrije uitzicht afneemt. Hierdoor is het bestemmingsplan volgens [appellant sub 1] in strijd met de goede ruimtelijke ordening.
6.1.    De Afdeling realiseert zich dat de hospice in de nabijheid van de woning van [appellant sub 1] gevolgen zal hebben voor het woon- en leefklimaat, maar dat maakt niet dat de raad deze gevolgen ook onaanvaardbaar had moeten achten. Daarbij betrekt de Afdeling dat er geen recht op een ongewijzigd uitzicht bestaat. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt mogen stellen dat het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] niet onaanvaardbaar wordt aangetast door het bestemmingsplan. Daarbij heeft de raad van belang mogen achten dat een kleinschalig hospice voor vier personen is voorzien, de woning van [appellant sub 1] zich op circa 20 meter afstand van het bouwvlak bevindt en dat er twee bouwlagen zijn toegestaan met een maximum hoogte van 8 meter, wat aansluit op de gebouwen in de omgeving. Het betoog faalt.
Overige betogen
7.       Over het betoog van appellanten dat andere locaties in de gemeente meer geschikt zijn voor het vestigen van een hospice overweegt de Afdeling het volgende. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen. De raad en de stichting hebben ter zitting toegelicht dat andere locaties niet geschikt waren voor het vestigen van een hospice. Zo kon volgens de stichting met enkele verkopende partijen niet tot overeenstemming worden gekomen. Daarnaast waren andere locaties planologisch niet geschikt, onder andere vanwege hun ligging in het buitengebied. De raad heeft op de zitting ook onderbouwd dat het wenselijk is om de hospice in de kern van Sleeuwijk te vestigen. Redengevend daarvoor is onder andere het belang van een goede bereikbaarheid van de instelling, de nabijheid van voorzieningen en dat uit overleg met verschillende huisartsen de wens naar voren kwam dat vestiging in de kern noodzakelijk is om de noodzakelijke medische zorg in de hospice te kunnen bieden. Daarnaast heeft de raad er terecht op gewezen dat het terrein zowel met de vorige bestemming "Sport" als de nieuwe bestemming "Maatschappelijk" beide een algemeen nut functie hebben. Daarom heeft de raad de door appellanten voorgestelde alternatieven afgewogen bij de vaststelling van het plan en toereikend gemotiveerd waarom niet voor die alternatieven is gekozen.
8.       [appellant sub 2] betoogt dat de raad met het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in strijd handelt met het gemeentelijk beleid over het cultuurhistorische erfgoed, zoals neergelegd in de Erfgoedvisie 2022-2027. Volgens [appellant sub 2] mag de historisch waarde van het riviertje de Bijtelskil niet uit het oog worden verloren. De Afdeling stelt vast dat in de toelichting van het bestemmingsplan in paragraaf 5.11 is beoordeeld of bepaalde in het gemeentelijk beleid vastgestelde cultuurhistorische waarden bescherming behoeven. Geconcludeerd wordt echter dat in het plangebied of in de directe omgeving geen cultuurhistorisch waardevolle elementen, waardevolle lijnelementen of waardevolle ruimtelijke patronen of structuren aanwezig zijn. [appellant sub 2] heeft niet onderbouwd waarom voormeld standpunt van de raad onjuist is, zodat niet kan worden geoordeeld dat de raad in strijd met haar beleid over cultuurhistorische erfgoed heeft gehandeld met het vaststellen van het bestemmingsplan.
9.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben ter zitting verklaard hun beroepsgrond over parkeren niet langer te handhaven. De overige beroepsgronden over het locatieonderzoek, de met de realisatie van de hospice gepaarde gaande kosten en de gebruikte Aerius berekening, geven evenmin aanleiding voor de conclusie dat het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan gebreken bevat.
10.     De beroepen zijn ongegrond. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Duyster, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Duyster
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2025
664