ECLI:NL:RVS:2025:1275

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
202401351/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing urgentieverklaring door Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring door de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR). [appellant] huurt een particuliere studio in Rotterdam, maar heeft geen recht op huurtoeslag omdat de Belastingdienst/Toeslagen heeft vastgesteld dat de studio niet voldoet aan de voorwaarden voor zelfstandige woonruimte. Op 5 januari 2022 heeft hij een urgentieverklaring aangevraagd, omdat hij zonder huurtoeslag de studio niet kan bekostigen. De SUWR heeft deze aanvraag afgewezen, omdat [appellant] niet voldoet aan de vereisten van de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020, die stelt dat een aanvrager een zelfstandige woonruimte moet bewonen. De studio van [appellant] voldoet hier niet aan, omdat hij afhankelijk is van een gemeenschappelijke keuken buiten de studio.

Na een ongegrond verklaard bezwaar en een mondelinge uitspraak van de rechtbank Rotterdam, heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de gronden van [appellant] in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze grotendeels een herhaling zijn van de eerder aangevoerde argumenten. De rechtbank heeft gemotiveerd op deze gronden ingegaan en de Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202401351/1/A2.
Datum uitspraak: 26 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Rotterdam,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2023 in zaak nr. 23/4984 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (hierna: SUWR)
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2023 heeft de SUWR de aanvraag van [appellant] voor een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 5 juni 2023 heeft de SUWR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 20 december 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       [appellant] huurt een particuliere studio aan de [locatie] in Rotterdam. Bij besluit van 16 mei 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen bepaald dat deze woning niet voldoet aan de voorwaarden voor een zelfstandige woonruimte en dat hij daarom met ingang van 1 januari 2022 niet langer recht op huurtoeslag heeft. Naar aanleiding hiervan heeft [appellant] op 5 januari 2022 een urgentieverklaring wegens woonlasten aangevraagd. Hij stelt dat hij de studio zonder de huurtoeslag niet langer kan bekostigen.
2.       De SUWR heeft de aanvraag afgewezen, omdat [appellant] niet voldoet aan het vereiste van een zelfstandige woning in artikel 5.3, eerste lid, van bijlage 1 van de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (hierna: de Verordening). Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring wegens woonlasten, moet de aanvrager een zelfstandige woonruimte in de zin van artikel 1.1, aanhef en onder hh, van de Verordening bewonen. Onder een zelfstandige woonruimte wordt verstaan: een woonruimte met een eigen, afsluitbare, toegang welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen zoals een badkamer, toilet en keuken buiten de woonruimte. Volgens de SUWR is geen sprake van een zelfstandige woonruimte, omdat de studio niet kan worden bewoond zonder afhankelijk te zijn van een wezenlijke voorziening, zijnde de keuken, die zich bevindt in een gemeenschappelijke ruimte buiten de studio. Daarnaast heeft de SUWR geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule van artikel 2.5 van de Verordening toe te passen. Volgens de SUWR is geen sprake van dermate acute omstandigheden die zeer ernstig en afwijkend zijn vergeleken met andere woningzoekenden, die maken dat het niet verlenen van een urgentieverklaring zou leiden tot een bijzondere hardheid.
3.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 2 opgenomen overweging, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Het betoog slaagt niet.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5.       De SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Benek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Benek
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2025
154-1160