ECLI:NL:RVS:2025:1240
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling, bij brief van 9 december 2023, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag van 17 januari 2022 voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De vreemdeling heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft op 23 augustus 2024 het beroep gegrond verklaard en bepaald dat de minister binnen twee weken na de uiterlijke datum dat de zienswijze tegen het voornemen kan worden ingediend, een besluit moet nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 200,00 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,00.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 maart 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De rechtbank is terecht tot haar oordeel gekomen en de motivering van de rechtbank is overgenomen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.