ECLI:NL:RVS:2025:1240

Raad van State

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
202405355/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling, bij brief van 9 december 2023, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag van 17 januari 2022 voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De vreemdeling heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft op 23 augustus 2024 het beroep gegrond verklaard en bepaald dat de minister binnen twee weken na de uiterlijke datum dat de zienswijze tegen het voornemen kan worden ingediend, een besluit moet nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 200,00 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,00.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 maart 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De rechtbank is terecht tot haar oordeel gekomen en de motivering van de rechtbank is overgenomen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202405355/1/V2.
Datum uitspraak: 25 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 23 augustus 2024 in zaak nr. NL24.25487 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij brief van 9 december 2023 heeft de vreemdeling de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag van 17 januari 2022 om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
De vreemdeling heeft tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij uitspraak van 23 augustus 2024 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen twee weken na de uiterlijke datum dat de zienswijze tegen het voornemen kan worden ingediend een besluit neemt op de aanvraag van de vreemdeling. De minister verbeurt hierbij een dwangsom van € 200,00 voor elke dag dat hij die termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,00.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, advocaat in Velp, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 5.1 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Lange
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graat
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2025
307-1088