202402106/1/A2.
Datum uitspraak: 19 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 19 februari 2024 in zaak nr. 22/2177 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van het Mondriaan Fonds (hierna: het Mondriaan Fonds).
Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2022 heeft het Mondriaan Fonds de aanvraag van [appellant] om een subsidie afgewezen.
Bij besluit van 3 augustus 2022 heeft het Mondriaan Fonds het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 februari 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft hoger beroep ingesteld.
Het Mondriaan Fonds heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 maart 2025, waar [appellant], en het Mondriaan Fonds, vertegenwoordigd door mr. J. de Jonge en S. Nicolai, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 31 januari 2022 heeft [appellant] een aanvraag ingediend bij het Mondriaan Fonds voor een subsidie op grond van de deelregeling Kunstenaar Basis (hierna: de Deelregeling). Hij wil met behulp van een subsidie onderzoeken hoe hij zijn werk buiten de gebruikelijke kaders van de beeldende kunst kan laten bestaan en hoe hij een nieuw eigen publiek kan vinden voor zijn werk. Een adviescommissie heeft het Mondriaan Fonds geadviseerd om de gevraagde subsidie niet toe te kennen. Op basis van dit advies heeft het Mondriaan Fonds de aanvraag van [appellant] bij besluit van 7 april 2022 afgewezen. Naar aanleiding van het door [appellant]s gemaakte bezwaar heeft het Mondriaan Fonds in het besluit van 3 augustus 2022 aan de hand van de Deelregeling toegelicht waarom de aanvraag is afgewezen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] niet heeft onderbouwd dat de adviescommissie en het Mondriaan Fonds gelijke gevallen verschillend behandelen en in welk verband hij is gediscrimineerd. Daarnaast kan de rechtbank niet uit de inhoud van de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie (hierna: de gedragscodes) afleiden dat zij aanzetten tot discriminatie. Ook heeft de rechtbank in wat [appellant] heeft aangevoerd, geen reden gezien om aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies te twijfelen. Ten aanzien van de verzoeken van [appellant] om in rechte vast te stellen dat de gedragscodes hebben geleid tot discriminatie, intimidatie en belangenverstrengeling, heeft de rechtbank vastgesteld dat deze verzoeken buiten de omvang van het geding vallen. Daarom gaat de rechtbank aan deze verzoeken voorbij en komt zij niet toe aan een inhoudelijke beoordeling daarvan. Tot slot bestaat er voor de rechtbank geen aanleiding om aangifte te doen.
Hoger beroep
3. [appellant] heeft in hoger beroep geen gronden aangevoerd tegen het oordeel van de rechtbank over het besluit van het Mondriaan Fonds tot afwijzing van de subsidieaanvraag. Wat hij wél in hoger beroep heeft aangevoerd, is zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank in de onder rechtsoverweging 15 tot en met 18 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
5. Het Mondriaan Fonds hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.B. Blomberg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Blomberg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2025
284-1129