ECLI:NL:RVS:2025:1110
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 17 maart 2025 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van drie vreemdelingen tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 23 december 2024 de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 20 februari 2025 het beroep van de vreemdelingen ongegrond. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. E.H. Bokhorst, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft volgens de voorzieningenrechter terecht en op goede gronden geoordeeld. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en biedt geen nieuwe juridische inzichten die aanleiding geven tot een andere uitkomst. De voorzieningenrechter heeft de zaak in het openbaar behandeld en de beslissing is op 17 maart 2025 uitgesproken.