ECLI:NL:RVS:2025:1099
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 29 januari 2025 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond heeft verklaard. De aanvraag was afgewezen bij besluit van 31 mei 2024. De vreemdeling heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 maart 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.