ECLI:NL:RVS:2025:1087

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
202402512/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openbaarmaking van informatie over het Huis voor Klokkenluiders en de Commissie-Biesheuvel

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 maart 2024, waarin het verzoek om openbaarmaking van informatie over het Huis voor Klokkenluiders werd behandeld. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft vertrouwelijke stukken overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming van deze stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het betreft onder andere een ongeschoonde versie van bijlage B bij het verweerschrift en een vertrouwelijke zienswijze. De minister heeft in deelbesluiten beslist over de openbaarmaking van informatie die verband houdt met het onderzoek van de Commissie-Biesheuvel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken van de minister tot beperkte kennisneming gedeeltelijk toegewezen, maar ook bepaald dat bepaalde passages van de zienswijze openbaar gemaakt moeten worden. De Afdeling heeft daarbij de belangen van de persoonlijke levenssfeer en het goed functioneren van de Staat afgewogen tegen het belang van [appellant] om kennis te nemen van relevante informatie. De beslissing is genomen op 13 maart 2025, waarbij de Afdeling de minister verzoekt om binnen veertien dagen een geschoonde versie van de zienswijze aan de Afdeling en de andere partijen toe te sturen.

Uitspraak

202402512/2/A3.
Datum beslissing: 13 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Leiden,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 maart 2014 (lees: 2024) in zaak nr. 21/3426 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 maart 2024 in zaak nr. 21/3426.
De minister heeft de vertrouwelijke versie van gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.
Het betreft de ongeschoonde versie van bijlage B bij het verweerschrift dat de minister bij de rechtbank heeft ingediend (hierna: bijlage B) en de vertrouwelijke zienswijze.
Het bestuur van het Huis voor Klokkenluiders heeft een reactie ingediend.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft verzocht om openbaarmaking van alle bij de minister berustende informatie over de verschillende bestuurlijke aangelegenheden die verband houden met het Huis voor Klokkenluiders (hierna: HvK). De minister heeft vanwege de omvang van het verzoek in deelbesluiten beslist. Deze procedure ziet op onderdeel 6 en gaat over de openbaarmaking van alle informatie over het onderzoek van de zogenoemde Commissie-Biesheuvel.
Verzoek
2.       De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de ongeschoonde versie van bijlage B bij het verweerschrift dat de minister bij de rechtbank heeft ingediend en de vertrouwelijke zienswijze kennis zal nemen. In bijlage B heeft de minister namen, handtekeningen en contactgegevens weggelakt in het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het goed functioneren van de Staat. De weggelakte passage op bladzijde twee gaat volgens de minister over een andere procedure. De passage op bladzijden zes en zeven bevat informatie die afkomstig is uit document 104 dat niet openbaar is gemaakt op grond van de Wob. De zienswijze bevat informatie die afkomstig is uit de documenten 3, 184 en 187 en die de minister ook niet openbaar heeft gemaakt. Het alsnog verstrekken van de zienswijze, zou, volgens de minister, de voorliggende procedure in de bodemzaak in zoverre zinledig maken.
Reactie
3.       Het bestuur van het HvK heeft laten weten er geen bezwaar tegen te hebben dat alleen de Afdeling kennis neemt van de stukken.
Beoordeling
4.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
Bijlage B
Persoonsgegevens
5.       In bijlage B staat informatie over de zienswijzen van belanghebbenden naar aanleiding van het verzoek van [appellant]. Een geschoonde versie daarvan heeft de minister aan alle partijen verstrekt samen met zijn verweerschrift bij de rechtbank. De Afdeling heeft kennisgenomen van de vertrouwelijke versie van deze bijlage B. De Afdeling stelt vast dat het daarin gaat om de namen, handtekeningen en andere contactgegevens van de indieners van de zienswijzen en van de behandelende ambtenaren. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het goed functioneren van de Staat in dit geval zwaarder dan het belang van [appellant] om kennis te kunnen nemen van deze persoonsgegevens. De Afdeling vindt daarvoor van belang dat moet worden voorkomen dat deze personen op oneigenlijke wijze kunnen worden benaderd. Daarbij komt dat de betrokken ambtenaren niet uit hoofde van hun functie in de openbaarheid treden. Bovendien speelt in dit geval mee dat de inhoud van de informatie van bijlage B ook zonder deze persoonsgegevens voldoende duidelijk kan zijn voor [appellant].
Twee passages
6.       De Afdeling stelt vast dat de passage op bladzijde twee gaat over een andere procedure dan in deze zaak aan de orde is. De Afdeling oordeelt dat al om die reden de beperkte kennisneming daarvan is gerechtvaardigd. Verder heeft de Afdeling gezien dat de passage op de bladzijden 6 onderaan tot zeven bovenaan gaat over informatie uit document 104 van de stukken waarop het verzoek om openbaarmaking van [appellant] ziet. De vraag of het achterwege blijven van het openbaar maken van de informatie in dat document terecht is, staat ter beoordeling in het geschil in de bodemprocedure. Daarom al kan deze informatie niet gedurende de loop van de procedure aan [appellant] worden verstrekt. Met verstrekking zou namelijk worden vooruitgelopen op het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure; die procedure zou door de verstrekking in zoverre zinloos worden. Het verzoek om beperkte kennisneming voor wat betreft deze passage is daarom gerechtvaardigd.
Zienswijze
7.       De Afdeling heeft ook kennisgenomen van de vertrouwelijke zienswijze. De Afdeling stelt voorop dat een zienswijze een op de zaak betrekking hebbend stuk is waarin de opvatting van een belanghebbende over een door het bestuursorgaan te nemen besluit is opgenomen. De aard en betekenis van een zienswijze brengen mee dat deze in beginsel ongeschoond van de processtukken deel behoort uit te maken. Dat is echter anders als het gaat om informatie die direct samenhangt met informatie uit de stukken waarop het verzoek om openbaarmaking van [appellant] ziet. Daarvoor geldt dat met de verstrekking ervan vooruit zou worden gelopen op het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure en dat die procedure door de verstrekking in zoverre zinloos zou worden. De vertrouwelijke zienswijze bevat onder meer informatie uit de documenten 3, 184 en 187. Deze documenten heeft de minister niet openbaar willen maken. De vraag of het niet openbaar maken van de informatie in deze documenten terecht is, staat ter beoordeling in het geschil in de bodemprocedure. In zoverre kan deze informatie daarom niet gedurende de loop van de procedure aan [appellant] worden verstrekt en wijst de Afdeling het verzoek om beperkte kennisneming toe. Dat is evenwel anders waar het gaat om passages met een (juridische) onderbouwing van het standpunt van de belanghebbende in de zienswijze. Het gaat om de passages in de zienswijze op bladzijde 1, eerste alinea, met uitzondering van de namen van betrokkenen, onder 1 volledig, onder 2 met uitzondering van de onderdelen 8, laatste zin, 11 en 15 tot en met 19 en onder 3, eerste alinea op pagina 9, met uitzondering van de namen van betrokkenen. De informatie in deze passages ziet niet op informatie uit documenten waarop het verzoek om openbaarmaking betrekking heeft. Voor dit deel van de zienswijze acht de Afdeling de beperkte kennisneming niet gerechtvaardigd.
8.       De Afdeling acht daarom het verzoek van de minister tot beperkte kennisneming gedeeltelijk gerechtvaardigd. Als de minister geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel II. aangeduide verzoek om een geschoonde versie van de zienswijze over te leggen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af voor wat betreft de in overweging 7 genoemde passages van de zienswijze;
II.       verzoekt de minister binnen veertien dagen na heden een geschoonde versie van de zienswijze aan de Afdeling en de andere partijen toe te sturen;
III.      wijst het verzoek voor het overige toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2025
290