ECLI:NL:RVS:2025:1070

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
202403334/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vergunningplicht voor bedrijfswoning en bedrijfshal in Apeldoorn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 februari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het betreft een geschil tussen Compromis Vastgoed B.V. en een verzoeker, tegen het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn. De zaak is ontstaan na twee besluiten van 20 juli 2022, waarbij de bedrijfswoning en bedrijfshal in Apeldoorn vergunningplichtig zijn verklaard. Het college heeft op 9 januari 2023 de bezwaren van Compromis en de verzoeker ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 24 mei 2024 het beroep van Compromis en de verzoeker tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep hebben ingesteld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 20 februari 2025. De verzoekers stelden dat de vergunningplicht onterecht was en dat de sluiting van het bedrijfspand door de burgemeester, vanwege vermeende overtredingen van de vergunningplicht, niet gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de aanwijzingsbesluiten van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn in stand moeten blijven, omdat er geen duidelijke redenen zijn om te twijfelen aan de eerdere uitspraken van de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de belangen van de verzoekers niet opwegen tegen de noodzaak om malafide ondernemers te kunnen weren.

De uitspraak benadrukt het belang van vergunningplicht en de rol van de burgemeester in het handhaven van de openbare orde en veiligheid. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoekers de mogelijkheid hebben om een vergunning aan te vragen voor hun activiteiten, en dat de besluiten van het college niet in de weg staan aan hun bedrijfsvoering, mits zij zich aan de regels houden.

Uitspraak

202403334/2/A3.
Datum uitspraak: 27 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Compromis Vastgoed B.V. en [verzoeker], gevestigd onderscheidenlijk wonend in Apeldoorn,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij twee afzonderlijke besluiten van 20 juli 2022 heeft het college de bedrijfswoning en de bedrijfshal aan [locatie] in Apeldoorn aangewezen als vergunningplichtig in de zin van artikel 2:65b van de Algemene plaatselijke verordening 2014.
Bij besluit van 9 januari 2023 heeft het college de door Compromis en [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2024 (ARN 23/295) heeft de rechtbank het door hen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben Compromis en [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Compromis en [verzoeker] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Compromis en [verzoeker] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 februari 2025, waar Compromis en [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. F.J.M. Kobossen, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       De aanwijzingsbesluiten maken dat het verboden is om in de panden zonder vergunning van de burgemeester goederen en diensten aan te bieden, te verkopen en te leveren. Op 9 januari 2025 heeft de burgemeester besloten het bedrijfspand voor onbepaalde tijd te sluiten omdat volgens hem de vergunningplicht is overtreden. Hij heeft namelijk geconstateerd dat er ten minste sinds begin november 2024 vanuit het bedrijfspand door het bedrijf van [verzoeker] bedrijfsmatige activiteiten worden uitgevoerd. De burgemeester heeft toegezegd de feitelijke sluiting van het pand op te schorten tot één week na de uitspraak in deze procedure. Gelet daarop, en nu de bedrijfswoning en de bedrijfshal met elkaar samenhangen, acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij schorsing van de aanwijzingsbesluiten gegeven.
3.       Het verzoek strekt ertoe om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de vergunningplicht voor de panden wordt opgeheven totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
4.       Verzoekers hebben aangevoerd dat de leefbaarheid en/of openbare orde en veiligheid niet onder druk staan. Ten onrechte heeft het college waarde gehecht aan de sluiting op grond van de Opiumwet in januari 2022. Er is geen drugs of handelsgeld aangetroffen en ook waren er geen klachten van overlast. Compromis en [verzoeker] valt niets te verwijten. Zij hebben zelf geen strafrechtelijke antecedenten en wisten verder van niets. Het autobedrijf wordt door de kleinzoon van [gemachtigde] - [naam kleinzoon] - geëxploiteerd. Het moet mogelijk zijn dat in de panden bedrijfsactiviteiten door de familie worden uitgeoefend.
4.1.    De voorzieningenrechter ziet in hetgeen is aangevoerd op voorhand geen aanwijzingen voor het oordeel dat de uitspraak van de rechtbank en de aanwijzingsbesluiten niet in stand zouden kunnen blijven. De gronden van het verzoek zijn een herhaling van een deel van de beroepsgronden. De rechtbank is daarop gemotiveerd ingegaan in overwegingen 8.2 en 9.2 en volgende van haar uitspraak. De voorzieningenrechter ziet in het verzoek geen duidelijke redenen waarom die gemotiveerde beoordeling onjuist of onvolledig zou zijn. Ook komt aan de belangen van Compromis en [verzoeker] bij schorsing ten opzichte van de belangen die zijn gediend met de vergunningplicht geen doorslaggevend gewicht toe. Hierbij weegt de voorzieningenrechter allereerst mee dat, gelet op de aanleiding tot het geven van de aanwijzingsbesluiten, ook hangende de hogerberoepsprocedure malafide ondernemers geweerd moeten kunnen worden. Verder is van belang dat de besluiten niet aan activiteiten van Compromis, [verzoeker] en/of familieleden in de weg hoeven te staan. Zij kunnen immers voor de activiteiten aan de burgemeester een vergunning vragen, in welk kader de burgemeester zal beoordelen of de activiteiten in strijd zijn met doel en strekking van de aanwijzingsbesluiten.
5.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Konings
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2025
612