ECLI:NL:RVS:2025:1058
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling
Op 13 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, mede namens haar minderjarige kind, een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek volgde op een afwijzing door de minister van Asiel en Migratie van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke afwijzing plaatsvond op 26 juli 2024. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, had op 9 januari 2025 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen geconstateerd dat de vreemdeling verzocht heeft om een voorlopige voorziening die haar zou beschermen tegen uitzetting en om opvang en verstrekkingen. Gezien de omstandigheden en de ingediende stukken, heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van haar verzoek, tot een bedrag van € 907,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 maart 2025, en de voorzieningenrechter, mr. C.M. Wissels, heeft de beslissing vastgesteld in tegenwoordigheid van de griffier, mr. N.S. Koelman.