202400339/1/A2.
Datum uitspraak: 12 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank NoordHolland van 6 december 2023 in zaak nrs. 22/5134 en 22/5135 in de gedingen tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen (nu en hierna: de Dienst Toeslagen).
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2021 heeft de Dienst Toeslagen de zorg- en huurtoeslag voor [appellant] over het jaar 2020 herzien en vastgesteld op respectievelijk € 203,00 en nihil. Daarnaast zijn de te veel betaalde voorschotten teruggevorderd, in totaal een bedrag van € 1.836,00.
Bij besluit van 22 juli 2022 heeft de Dienst Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 december 2023 heeft de rechtbank de door [appellant] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Dienst Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 17 februari 2025, waar de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is verschenen.
Overwegingen
1. De Dienst Toeslagen heeft aan [appellant] over het jaar 2020 voorschotten zorg- en huurtoeslag verleend op basis van een geschat toetsingsinkomen van € 13.950,00. Op 26 mei 2021 heeft de Dienst Toeslagen een melding uit de Basisregistratie Inkomen (hierna: BRI) ontvangen dat het inkomen van [appellant] over het jaar 2020 is vastgesteld op € 27.663,00. Naar aanleiding hiervan heeft de Dienst Toeslagen het besluit van 1 oktober 2021 genomen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Dienst Toeslagen terecht het inkomen van [appellant] over het gehele kalenderjaar 2020 heeft meegenomen bij de vaststelling van de zorg- en huurtoeslag over 2020. Verder heeft de rechtbank overwogen dat alleen bijzondere omstandigheden zich verzetten tegen een volledige terugvordering. Volgens de rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft hierbij onder meer betrokken dat [appellant] gebruik kan maken van een persoonlijke betalingsregeling met de Dienst Toeslagen.
Hoger beroep
3. [appellant] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Dienst Toeslagen terecht het inkomen over het gehele kalenderjaar 2020 heeft meegenomen bij de berekening van de definitieve zorg- en huurtoeslag. Daardoor is de Dienst Toeslagen van een te hoog inkomen uitgegaan.
3.1. De Afdeling volgt het oordeel van de rechtbank dat de Dienst Toeslagen terecht het inkomen van [appellant] over het gehele kalenderjaar 2020 bij de definitieve vaststelling van de zorg- en huurtoeslag over 2020 heeft betrokken. Gelet op artikel 8, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) wordt onder toetsingsinkomen het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven verstaan. Hiervoor wordt, gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder o, van de Awir, en artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, gekeken naar het laatst bepaalde verzamelinkomen of het laatst bepaalde belastbare loon. Het inkomensgegeven wordt vastgesteld door de inspecteur voor de inkomstenbelasting. De Dienst Toeslagen is terecht uitgegaan van de gegevens uit de BRI, omdat de Dienst Toeslagen het door de inspecteur van de Belastingdienst vastgestelde verzamelinkomen moet volgen. Als [appellant] het niet eens is met het over 2020 vastgestelde inkomen, moet hij zich tot de inspecteur van de Belastingdienst wenden om de fiscale gegevens te laten corrigeren.
Het betoog slaagt niet.
4. De grond die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd over de terugvordering van de voorschotten is zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die grond ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die grond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank in de onder rechtsoverweging 12 tot en met 15 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
6. De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Engele, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Engele
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025
1033
BIJLAGE - Wettelijk kader
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 2
[…]
o. inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
[…]
Artikel 8
1. Toetsingsinkomen is: het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven.
[…]
Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 21
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
e. inkomensgegeven:
1°. indien over een kalenderjaar een aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde verzamelinkomen;
2°. indien over een kalenderjaar geen aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde belastbare loon;
[…].