ECLI:NL:RVS:2025:1027

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
202303243/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Schansgebied Uithoorn en de rechtsgeldigheid van privaatrechtelijke overeenkomsten

Op 12 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Schansgebied" in Uithoorn. Dit bestemmingsplan, dat op 30 maart 2023 door de gemeenteraad was vastgesteld, voorziet in de herontwikkeling van het Schansgebied met de bouw van een park, vijf woningen en 14 appartementen of 30 zorgwoningen in de bestaande kerk en pastoriewoning. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld, omdat zij vrezen voor verkeersonveilige situaties en parkeeroverlast. Hun belangrijkste bezwaar is dat het bestemmingsplan in strijd is met eerder gesloten privaatrechtelijke overeenkomsten over het plangebied.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 12 februari 2025, waarbij zowel de appellanten als de gemeenteraad aanwezig waren. De raad heeft een verweerschrift ingediend en het bestemmingsplan is later opnieuw vastgesteld met een reparatieplan. De Afdeling oordeelt dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmeringen zijn voor de vaststelling van het plan. De appellanten hebben niet overtuigend aangetoond dat het plan leidt tot een onaanvaardbare toename van verkeersdruk of parkeeroverlast. De Afdeling concludeert dat het beroep van [appellant] en anderen ongegrond is en dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202303243/1/R1.
Datum uitspraak: 12 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend in Uithoorn,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Uithoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2023 heeft de raad van de gemeente Uithoorn het bestemmingsplan "Schansgebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 21 december 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Schansgebied" (hierna: het reparatieplan) opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
[appellant] en anderen hebben tegen dit besluit beroepsgronden ingediend.
De raad heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2025, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [appellant] en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door S.D. Meulenbelt, T. Leereveld, A. Tats, K. Vogel, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
1.1.    Het ontwerpplan is op 7 december 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van het Schansgebied in Uithoorn met een park, vijf nieuwe woningen en 14 appartementen of 30 zorgwoningen in de bestaande kerk en pastoriewoning. Met het reparatieplan heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld. Daarbij zijn de goot- en nokhoogte aangepast, is de plantoelichting aangevuld over verkeer en parkeren en is een parkeerbalans opgenomen als bijlage van het plan. [appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het plan en de wijziging daarvan met het reparatieplan. [appellant] en anderen wonen in de directe nabijheid van het plangebied en vrezen onder andere dat het plan leidt tot een verkeersonveilige situatie ter plaatse en tot ernstige parkeeroverlast. Hun voornaamste bezwaar tegen het plan is dat dit is vastgesteld in strijd met eerder gesloten privaatrechtelijke overeenkomsten over het plangebied.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
3.1.    Het reparatieplan wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. De beroepsgronden tegen het bestemmingsplan worden ook geacht te zijn gericht tegen het reparatieplan.
Privaatrechtelijke belemmeringen?
4.       [appellant] en anderen stellen dat door de raad ten onrechte geen rekening is gehouden met privaatrechtelijke overeenkomsten uit 1989-1990 over het plangebied. Volgens hen kon het plan niet worden vastgesteld zonder voorafgaande toestemming van [appellant]. Nu dit toch is gebeurd, schaadt de raad het vertrouwen van haar burgers.
4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957.
4.2.    De raad wijst erop dat op 19 december 2022 een overeenkomst is gesloten tussen de gemeente en de Rooms Katholieke Parochie Emmaus, waarin afstand is gedaan van de bepalingen uit de overeenkomst van 23 oktober 1989, en de daarop gebaseerde notariële akten uit 1990, waarop [appellant] en anderen zich beroepen. [appellant] en anderen hebben dit niet overtuigend weersproken. Reeds daarom is het naar het oordeel van de Afdeling niet evident dat [appellant], als voormalig gevolmachtigde van de parochie, nu nog steeds met ontwikkelingen in het plangebied zou moeten instemmen. Daarom is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen zo duidelijke privaatrechtelijke belemmering is dat verwezenlijking van het plan niet mogelijk is. Het betoog slaagt niet.
Participatie
5.       [appellant] en anderen stellen dat er onvoldoende gelegenheid is geboden te participeren in de voorbereidingsprocedure van het plan, met als resultaat dat het plan, anders dan de raad stelt, niet leidt tot herstel van het oude Schansbeeld met de bouw van monumenten in oude stijl.
5.1.    Het plan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb. Niet is gebleken dat de raad niet op de juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in afdeling 3.4 van de Awb. Het ontwerpplan is ter inzage gelegd en een ieder heeft de mogelijkheid gehad om een zienswijze in te dienen. Van die mogelijkheid hebben [appellant] en anderen ook gebruikgemaakt. De raad heeft in de zienswijzennota gereageerd op de zienswijzen van [appellant] en anderen. Waarom volgens [appellant] en anderen de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met hun zienswijzen, hebben zij verder niet geconcretiseerd. Dat de raad niet (geheel) aan de in de zienswijzen geuite bezwaren van [appellant] en anderen is tegemoetgekomen, leidt er niet toe dat er in strijd met de bepalingen in afdeling 3.4 van de Awb of een ander wettelijk voorschrift is gehandeld. De raad heeft ruimte om een andere afweging te maken dan die [appellant] en anderen voor ogen staat. Dat [appellant] en anderen liever meer inspraak hadden willen hebben of eerder bij de totstandkoming van het plan betrokken hadden willen worden is op zichzelf begrijpelijk, maar betekent niet dat de raad niet heeft voldaan aan de eisen die de wet aan de voorbereiding van een bestemmingsplan stelt. De Afdeling ziet in zoverre geen aanleiding voor het oordeel dat het plan onvoldoende zorgvuldig is voorbereid of dat de belangen van [appellant] en anderen bij de totstandkoming van het plan onvoldoende zijn meegewogen. Het betoog slaagt niet.
Verkeer
6.       [appellant] en anderen voeren aan dat het plan leidt tot een verkeersonveilige situatie ter plaatse. Daarbij wijzen zij met name op het (zware) bestemmingsverkeer dat het plan volgens hen met zich brengt. Volgens hen zou de bestaande verkeerssituatie moeten worden gehandhaafd.
6.1.    De raad betwist dat het plan leidt tot een toename van bestemmingsverkeer en dat er overlast en/of een verkeersonveilige situatie zal ontstaan. Daarbij licht de raad toe dat het Schansgebied uitsluitend toegankelijk is voor bestemmingsverkeer en dat dit met de ontwikkeling van het plan niet verandert. Als gevolg van andere ontwikkelingen in het centrum is de verkeerssituatie tijdelijk anders geweest, maar daar wordt volgens de raad met onder andere een verkeersbesluit een einde aan gemaakt.
6.2.    In de plantoelichting is vermeld dat de ontsluiting van het gebied met het plan sterk wordt vereenvoudigd. De parallelweg De Kaag bij de Schoolstraat verdwijnt, de Schoolstraat voor het ronde appartementengebouw eveneens en de verhardingsbreedte wordt versmald. Op die manier ontstaat er een route rondom het park voor bestemmingsverkeer. Verder dan de parkeerplaatsen voor het zogeheten Rechthuis hoeft een auto volgens de plantoelichting straks niet te komen. Naast de transformatie van steen naar groen krijgt het gebied ook een stiller karakter en minder verkeersbewegingen die geconcentreerd zijn aan de randen, aldus de plantoelichting.
6.3.    [appellant] en anderen hebben niet onderbouwd dat en in welke mate het plan leidt tot een onaanvaardbare toename van (bestemmings)verkeer. Gelet op de vereenvoudigde ontsluiting van het plangebied ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad om redenen van verkeersveiligheid het plan niet mocht vaststellen. Daar komt bij dat voor zover al verdere aanpassingen van de verkeerssituatie nodig zijn, het plan daarin voorziet en - zoals ter zitting is toegelicht - een verkeersbesluit zal worden genomen. Het betoog slaagt niet.
Parkeren
7.       [appellant] en anderen stellen dat het plan een onaanvaardbare parkeerdruk tot gevolg heeft, onder meer omdat er een groot aantal bestaande parkeerplaatsen verloren gaan. Daarbij wijzen zij erop dat ook in de bestaande situatie al onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Volgens hen zou de bestaande parkeerbestemming moeten worden gehandhaafd. En ook op andere plekken in de omgeving bestaat, anders dan de raad stelt, geen restcapaciteit voor parkeren die het tekort dat ontstaat door het plan kan opvangen, aldus [appellant] en anderen.
7.1.    De Afdeling stelt vast dat [appellant] en anderen de door de raad becijferde parkeerbehoefte van het plan van 97 parkeerplaatsen niet bestrijden, maar betwisten dat in die parkeerbehoefte kan worden voorzien. De raad heeft in dit verband gesteld dat de parkeerbehoefte grotendeels wordt opgevangen in het plangebied en voor het overige langs het Amstelplein alwaar 20 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Uit parkeertellingen blijkt volgens de raad bovendien dat ook in het naastgelegen gebied Meerwijk parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor bewoners in het Schansgebied. Daarbij wijst de raad op de CROW-normen waaruit volgt dat een aanvaardbare loopafstand voor parkeren bij woningen tussen de 100 en 200 meter bedraagt. In de enkele betwisting van [appellant] en anderen van deze onderbouwing van de raad, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet mocht worden vastgesteld vanwege onaanvaardbare parkeerdruk door het plan. Het betoog slaagt niet.
Schade?
8.       [appellant] en anderen vrezen dat het plan tot schade aan hun (monumentale) woningen zal leiden.
8.1.    [appellant] en anderen hebben hun beroep in zoverre niet onderbouwd. Reeds daarom bestaat geen aanleiding te oordelen dat de raad het plan niet mocht vaststellen. Het betoog slaagt niet.
Zienswijze
9.       [appellant] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] en anderen hebben in het beroepschrift of op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
10.     Het beroep van [appellant] en anderen is ongegrond.
Proceskosten
11.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzitter, mr. G.O. van Veldhuizen en mr. M.J.M. Ristra-Peeters, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Besselink
voorzitter
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025
647