ECLI:NL:RVS:2025:1023

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
202205629/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Paraplubestemmingsplan standplaatsen Terschelling en de gevolgen voor vergunningverlening

Op 12 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan standplaatsen Terschelling". De raad van de gemeente Terschelling had op 13 juli 2022 dit bestemmingsplan vastgesteld, waartegen [appellante], die een viskiosk exploiteert op het Veerhaventerrein, beroep had ingesteld. De appellante was van mening dat de maatvoering in het plan niet aansloot bij de feitelijke omvang van haar kiosk en dat de openstelling in de wintermaanden ten onrechte was uitgesloten. De raad heeft op 9 november 2023 een gewijzigd besluit genomen, maar de appellante bleef het niet eens met de beperking van de openstelling tot de periode van 1 maart tot 1 december.

De Afdeling heeft de zaak op 20 januari 2025 ter zitting behandeld. De appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaten, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door mr. E.H. Petersen. De Afdeling oordeelde dat het reparatiebesluit van de raad niet voldoende was onderbouwd, met name de seizoensbeperking voor de openstelling van de kiosk. De Afdeling vernietigde het besluit van 9 november 2023 voor zover het artikel 5.1, onder a, onder 3, van de planregels betreft, en verklaarde het beroep tegen het oorspronkelijke besluit van 13 juli 2022 niet-ontvankelijk. De raad werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellante en het griffierecht.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de vergunningverlening voor standplaatsen in de gemeente Terschelling, aangezien de Afdeling de raad heeft opgedragen om de seizoensbeperking opnieuw te overwegen in het licht van de huidige beleidscontext.

Uitspraak

202205629/1/R3.
Datum uitspraak: 12 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd in Formerum, gemeente Terschelling,
appellante,
en
de raad van de gemeente Terschelling,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan standplaatsen Terschelling" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 9 november 2023 heeft de raad het "Paraplubestemmingsplan standplaatsen Terschelling" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
[appellante] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2025, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. L.W. Tellegen en mr. A.T. Buwalda, advocaten in Amsterdam, [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.H. Petersen, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 11 februari 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het paraplubestemmingsplan voorziet in een aanvulling van bestemmingsplannen met een regeling voor bestaande standplaatsen voor ambulante handel. Omdat in de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) is opgenomen dat een standplaatsvergunning moet worden geweigerd als de standplaats in strijd is met het bestemmingsplan, worden de geldende bestemmingsplannen aangevuld op het gebied van standplaatsen, zodat vergunningverlening mogelijk blijft.
3.       [appellante] exploiteert een viskiosk op het Veerhaventerrein. Zij kan zich niet verenigen met het plan omdat de daarin opgenomen maatvoering niet aansluit bij de feitelijke omvang van haar kiosk. Ook meent zij dat in de planregels ten onrechte openstelling van de kiosk in de wintermaanden is uitgesloten.
4.       Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft de raad bij besluit van 9 november 2023 een reparatiebesluit genomen. Het daarbij vastgestelde bestemmingsplan vervangt het oorspronkelijke vastgestelde bestemmingsplan. Daarbij zijn de maatvoeringsregels aangepast aan de bestaande omvang van de kiosk. De beperking van de openstelling tot de periode tussen 1 maart en 1 december is niet aangepast. [appellante] kan zich dus ook niet verenigen met dat reparatiebesluit.
5.       Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), wordt het reparatiebesluit van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. De Afdeling zal eerst het beroep van rechtswege tegen het reparatiebesluit bespreken. Daarna zal de Afdeling bezien of er nog belang bestaat bij een beoordeling van het oorspronkelijke besluit.
Toetsingskader
6.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het reparatiebesluit
7.       [appellante] acht de in de planregels vastgelegde beperking van de openstelling onnodig en meent dat deze beperking ook in strijd is met artikel 15, derde lid, van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (hierna: de Dienstenrichtlijn).
8.       De raad wijst erop dat het gemeentelijk standplaatsenbeleid, neergelegd in de Beleidsnotitie standplaatsen 2006, geen jaarrond ingerichte standplaatsen toelaat. De gemeente is weliswaar bezig met een nieuw standplaatsenbeleid maar de raad wil daar niet op vooruitlopen, en heeft dus gekozen voor een neutrale omzetting van het standplaatsenbeleid in de bestemmingsplannen.
9.       In artikel 5.1, aanhef en onder a, onder 3, van de planregels is bepaald dat tot een gebruik in strijd met de in artikel 2 genoemde bestemmingsplannen in ieder geval wordt gerekend het gebruik van de gronden als standplaats, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'overige zone - standplaats' in welk geval het gebruik als standplaats is toegelaten voor de periode van 1 maart tot 1 december, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - standplaats afwijkend seizoen', in welk geval het gebruik als standplaats is toegelaten voor de periode van 1 oktober tot 1 april.
10.     De Afdeling stelt vast dat, omdat APV-vergunningen voor standplaatsen worden verleend aan de hand van het standplaatsenbeleid, waarin de bedoelde seizoensbeperking al sinds 2006 is vastgelegd, de planregel op dit moment feitelijk geen beperking van de mogelijkheden van [appellante] betekent. Maar de Afdeling stelt ook vast dat dit na de aangekondigde herziening van het standplaatsenbeleid anders kan zijn. Waarom het dan nu noodzakelijk is om deze seizoensbeperking in het bestemmingsplan vast te leggen, terwijl de aanleiding voor het parapluplan juist ligt in het wegnemen van planologische beperkingen voor het verlenen van APV-vergunningen, heeft de raad niet duidelijk weten te maken. In elk geval heeft de raad niet onderbouwd dat deze seizoensbeperking voor kiosken op het Veerhaventerrein vanuit ruimtelijk oogpunt noodzakelijk is. Het besluit is in zoverre dus niet voorzien van een deugdelijke motivering.
Het betoog slaagt.
11.     Gelet op wat [appellante] heeft aangevoerd komt de Afdeling tot het oordeel dat het reparatiebesluit is genomen met artikel 3:46 van de Awb. Het beroep is gegrond.
12.     Ter zitting is besproken wat de consequenties van dit oordeel zouden moeten zijn voor het parapluplan. Partijen waren het er over eens dat, in het geval de Afdeling zou oordelen dat de seizoensbeperking onvoldoende is onderbouwd, de planregel waarin dit is vastgelegd zou kunnen vervallen. Daarmee zal een heroverweging van het standplaatsenbeleid, inclusief de bestaande seizoensbeperking, kunnen plaatsvinden zonder dat het bestemmingsplan daarvoor op voorhand een belemmering geeft.
13.     Gelet daarop ziet de Afdeling aanleiding om het reparatiebesluit te vernietigen voor zover het artikel 5.1, aanhef en onder a, onder 3, van de planregels betreft.
Het oorspronkelijke besluit
14.     Omdat het reparatiebesluit het oorspronkelijke besluit van 13 juli 2022 vervangt, heeft [appellante] geen belang meer bij de beoordeling van hun beroepen tegen dat oorspronkelijke besluit. De Afdeling zal dat beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskosten
15.     De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep tegen het besluit van 9 november 2023 tot vaststelling van het "Paraplubestemmingsplan standplaatsen Terschelling" gegrond;
II.       vernietigt het besluit van 9 november 2023 tot vaststelling van het "Paraplubestemmingsplan standplaatsen Terschelling" voor zover het artikel 5.1, onder a, onder 3, van de planregels betreft;
III.      draagt de raad van de gemeente Terschelling op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II, wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;
IV.      verklaart het beroep tegen het besluit van 13 juli 2022 tot vaststelling van het "Paraplubestemmingsplan standplaatsen Terschelling" niet-ontvankelijk;
V.       veroordeelt de raad van de gemeente Terschelling tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2721,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.      gelast dat de raad van de gemeente Terschelling aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.T. Grijmans, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Grijmans
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025