202403265/1/R4.
Datum uitspraak: 12 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in Den Haag,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2024 heeft het college zijn beslissing om op 31 januari 2024 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 199,57, voor rekening van [appellante] komt.
Bij besluit van 3 mei 2024 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2024, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. F. van Ommeren en mr. M.H.F. Bucx, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een vuilniszak die op 31 januari 2024 is aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC) ter hoogte van de Lange Beestenmarkt 9 in Den Haag. Het college is ervan uitgegaan dat [appellante] de vuilniszak verkeerd heeft aangeboden omdat daarin een papieren retourlabel zat van de Bijenkorf met daarop haar naam- en adresgegevens.
2. [appellante] betwist dat de vuilniszak van haar is. Ze stelt dat ze haar eigen afval altijd op maandag na 22:00 uur aanbiedt op de stoep bij haar huis ter hoogte van de [locatie] in Den Haag. Ze wijst er hierbij op dat de vuilniszak ver van haar woning is gevonden. Ook stelt zij dat ze geen papier in een vuilniszak stopt en de inhoud van de vuilniszak, voor zover deze te zien is op de bij het besluit gevoegde foto, niet herkent. Ze vermoedt dat iemand haar post van de Bijenkorf gestolen heeft en het retourlabel weggegooid heeft, omdat zij vanaf eind september tot begin oktober niets meer bij de Bijenkorf heeft besteld. Ook is al twee keer eerder post van haar gestolen. Ze vindt het oneerlijk dat zij een boete moet betalen voor iets wat een ander heeft gedaan.
2.1. Indien verkeerd aangeboden huishoudelijk afval tot een bepaalde persoon is te herleiden, mag er volgens vaste rechtspraak van de Afdeling van worden uitgegaan dat dit afval door de betrokkene op onjuiste wijze ter inzameling is aangeboden en dat hij derhalve de overtreder is (hierna: het bewijsvermoeden). Zie voor een uiteenzetting van deze rechtspraak de uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2432. Op grond van het bewijsvermoeden is de enkele omstandigheid dat de aangetroffen afvalstoffen tot een persoon te herleiden zijn, in beginsel voldoende om diegene als overtreder aan te merken. Het is vervolgens aan diegene om het bewijsvermoeden te ontkrachten. De daarbij te hanteren maatstaf is dat wat de betrokkene daartegen aanvoert de juistheid van dat vermoeden in twijfel doet trekken. De betrokkene hoeft dus niet te bewijzen dat hij niet de overtreder was. Ontstaat voldoende twijfel of de als overtreder aangemerkte persoon daadwerkelijk verantwoordelijk is voor het plaatsen van de afvalstoffen, dan is daarmee het bewijsvermoeden ontkracht. Het bestuursorgaan kan dan in dat geval aan de op hem rustende bewijslast voldoen door aannemelijk te maken dat de betrokkene toch de overtreder is. Daarvoor is dan meer nodig dan het enkel wijzen op de omstandigheden die ten grondslag lagen aan toepassing van het bewijsvermoeden.
2.2. Door het in de vuilniszak aangetroffen retourlabel met daarop de naam- en adresgegevens van [appellante] is de vuilniszak tot haar te herleiden. Dit betekent dat het college mag aannemen dat zij de overtreder is, tenzij wat zij aanvoert reden geeft daaraan te twijfelen.
Haar stelling dat zij haar eigen afval altijd aanbiedt op de stoep voor haar huis, is daarvoor onvoldoende. De loopafstand tussen haar woning aan de [locatie] in Den Haag en de Lange Beestenmarkt 9 in Den Haag waar de vuilniszak is aangetroffen is ongeveer 240 m. Deze afstand is niet zodanig groot dat op basis daarvan eraan moet worden getwijfeld of [appellante] wel degene is geweest die de vuilniszak daar verkeerd heeft aangeboden. Haar stellingen dat zij papier niet in een vuilniszak doet en de inhoud van de vuilniszak niet herkent, zijn hiervoor onvoldoende objectief. Verder heeft [appellante] haar vermoeden, dat het om een retourlabel uit van haar gestolen post gaat die door een ander is weggegooid, niet onderbouwd. Zo heeft [appellante] bijvoorbeeld geen stukken of gegevens overgelegd waaruit blijkt dat zij bij de Bijenkorf dan wel de pakketdienst heeft gemeld dat post van haar gestolen is. Het bedrag van € 199,57 dat het college voor rekening van [appellante] heeft gebracht, is tot slot geen boete maar een gedeelte van de daadwerkelijk door het college gemaakte kosten voor het verwijderen van de vuilniszak.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is [appellante] er niet in geslaagd het bewijsvermoeden te ontkrachten. Dat betekent dat het college haar terecht als overtreder heeft aangemerkt.
Het betoog slaagt niet.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.M. Kaajan, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.F. Kilicoglu, griffier.
w.g. Kaajan
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kilicoglu
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025
947