202400662/2/A2.
Datum uitspraak: 8 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
Silver Specialistische Zorg B.V. (hierna: Silver), gevestigd te Tilburg,
verzoeker,
en
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (nu: de minister voor Medische Zorg) (hierna: de minister),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 april 2023 heeft de minister Silver voor de periode van één jaar aangewezen als opleidingsinstelling voor gezondheidspsychologen.
Bij besluit van 16 januari 2024 heeft de minister de aanwijzing van Silver verlengd tot 1 juli 2024.
Tegen dit besluit heeft Silver bezwaar ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Federatie van Gezondheidspsychologen en Psychotherapeuten (hierna: de FGzPt) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Silver heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 26 februari 2024, waar Silver, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. K.J. Breedijk, advocaat te Tilburg, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.A.H. Gatzen, V. Putz en M. Osendarp, zijn verschenen. Verder is op de zitting de FGzPt, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. S. Snelder, advocaat te Utrecht, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Besluitvorming
2. Silver is bij het besluit van 13 april 2023 voor de periode van één jaar aangewezen als opleidingsinstelling voor gezondheidspsychologen. De minister heeft in dit besluit opgenomen dat als Silver na dit jaar nog steeds voldoet aan de vereisten voor kwaliteitsbewaking en de examencommissie, en de overige eisen van het Besluit gezondheidspsychologen (hierna: het Besluit), de tijdelijke aanwijzing wordt omgezet in een aanwijzing voor onbepaalde tijd. Om te beoordelen of Silver aan de voorwaarden voldoet laat de minister zich adviseren door de Commissie Registratie en Toezicht (hierna: de CRT) van de FGzPt. Op 1 januari 2024 is het Besluit gewijzigd. Deze wijziging heeft ertoe geleid dat de minister de tijdelijke aanwijzing van Silver heeft verlengd tot 1 juli 2024 om Silver en de CRT genoeg tijd te geven voor het uitvoeren van de visitatie en het uitbrengen van een advies.
Bevoegdheid
3. De voorzieningenrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of hij bevoegd is om op het verzoek te beslissen. Hij beantwoordt deze vraag bevestigend. De besluiten van 13 april 2023 en 16 januari 2024 merkt de voorzieningenrechter beide aan als besluiten ter uitvoering van de opdracht die de Afdeling aan de minister heeft gegeven in haar uitspraak van 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:202. Spoedeisend belang
4. Vooralsnog staat op 11 maart 2024 de visitatie van de opleiding van Silver gepland. Silver komt op tegen de beslissing van de minister dat het advies van de CRT betrekking heeft op de naleving van alle eisen van het Besluit, zoals dat per 1 januari 2024 luidt. De voorzieningenrechter begrijpt het verzoek van Silver zo dat zij zich met name afvraagt of de visitatie en het besluit van de minister dat hierop zal volgen wel met de vereiste zorgvuldigheid tot stand kunnen komen, omdat de criteria aan de hand waarvan de visitatie wordt gedaan vooraf niet duidelijk zijn. Zij vraagt de voorzieningenrechter hierover een voorlopig oordeel over te geven. Silver heeft gelet op dit tijdspad een spoedeisend belang bij een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter.
Beoordeling van het verzoek
5. De minister heeft de CRT gevraagd om Silver te visiteren en advies uit te brengen over de examencommissie, kwaliteitsborging en de overige eisen uit het Besluit. Anders dan Silver stelt, wijkt de adviesaanvraag van de minister hiermee niet af van het besluit van 13 april 2023. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het besluit niet anders worden begrepen dan dat de visitatie niet beperkt kan zijn tot de vraag of Silver voldoet aan de eisen uit het Besluit over de examencommissie en de kwaliteitsborging. Dat staat ook met zoveel woorden in het besluit van 13 april 2023. De besluitvorming is om die reden niet bij voorbaat al onzorgvuldig.
6. De voorzieningenrechter begrijpt uit het betoog van Silver verder dat met name het ontbreken van een herstelmogelijkheid na eventuele geconstateerde gebreken maakt dat de procedure onzorgvuldig zal zijn. Vooral omdat in het Besluit vanaf 1 januari 2024 meerdere open normen zijn opgenomen waarvan het op dit moment nog niet duidelijk is hoe hier concreet invulling aan zal worden gegeven.
6.1. Op de zitting heeft de minister hier een toelichting op gegeven. Naar aanleiding van de visitatie en het rapport van de CRT zal de minister een besluit nemen over (continuering van) de aanwijzing. Het is zeker niet zo dat bij iedere non-conformiteit met het Besluit Silver niet meer wordt aangewezen als opleidingsinstelling, tijdelijk dan wel voor onbepaalde tijd. De minister heeft aangegeven dat hij zal meewegen dat het Besluit recent is gewijzigd en nog nader in te vullen nomen bevat en dat hij bij deze beslissing ook alle betrokken belangen en omstandigheden af zal wegen. Het belang van de negentien studenten van Silver wordt hierbij ook betrokken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hieraan inherent dat Silver in beginsel de gelegenheid krijgt eventuele geconstateerde tekortkomingen binnen een redelijke termijn te verhelpen.
6.2. Verder heeft de FGzPt op de zitting aangegeven dat het ook haar voorkeur heeft de nieuwe open normen uit het Besluit eerst te operationaliseren om zo discussie achteraf te voorkomen. Zij acht zichzelf evenwel in staat om ook zonder die operationalisering op zorgvuldige wijze advies uit te brengen aan de minister. De minister heeft hieraan toegevoegd dat de FGzPt vanuit haar expertise kan adviseren over de gekozen invulling van de open normen door de opleidingsinstelling, maar dat zij hierbij wel binnen de kaders van het Besluit moet blijven en geen toepassing mag geven aan het eigen beleid. Op de zitting is in dit kader ook de invulling van de functie van hoofdopleider besproken. De minister heeft toegelicht dat in het Besluit bewust open normen zijn opgenomen om nieuwe aanbieders, zoals Silver, die niet zijn ingebed in een universitaire omgeving de kans te geven om hier hun eigen invulling aan te geven. Het ligt volgens de voorzieningenrechter dan voor de hand dat de CRT ook tegen deze achtergrond een advies uitbrengt. Het is vervolgens aan de minister om na te gaan of het advies zorgvuldig tot stand is gekomen (artikel 3:9 Awb). Ook dit maakt niet dat op voorhand kan worden gesteld dat de besluitvorming onzorgvuldig zal zijn.
Conclusie
7. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn er op dit moment dus geen concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat de besluitvorming op voorhand onzorgvuldig tot stand zal komen. De minister heeft aangekondigd uiterlijk 30 mei 2024 een besluit te nemen over de continuering van de aanwijzing van Silver na 1 juli 2024. Hierdoor heeft Silver bovendien nog enkele weken de tijd om rechtsmiddelen tegen dit besluit aan te wenden en een verzoek te doen tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen voordat de tijdelijke aanstelling van rechtswege komt te vervallen.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
9. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2024
284-1064