ECLI:NL:RVS:2024:983

Raad van State

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
202401188/1/V2 en 202401188/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 maart 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 18 oktober 2023 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, had op 16 februari 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.A.S. Jansen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, aangezien de vreemdeling in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de aanvullende motivering van de staatssecretaris tijdens de zitting in beroep.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank bevestigt. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. M. Soffers, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.

Uitspraak

202401188/1/V2 en 202401188/2/V2.
Datum uitspraak: 6 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 16 februari 2024 in zaak nr. NL23.33115 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 16 februari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Uit de zittingsaantekeningen in beroep volgt dat de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de aanvullende motivering van de staatssecretaris tijdens de zitting in beroep en dat hij hiervan ook gebruik heeft gemaakt. De vreemdeling legt in hoger beroep niet uit waarom die gelegenheid onvoldoende was.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2024
987