ECLI:NL:RVS:2024:983
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 maart 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 18 oktober 2023 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, had op 16 februari 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.A.S. Jansen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, aangezien de vreemdeling in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de aanvullende motivering van de staatssecretaris tijdens de zitting in beroep.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank bevestigt. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. M. Soffers, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.