ECLI:NL:RVS:2024:973

Raad van State

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
202305254/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 1 augustus 2023 zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling had op 9 september 2022 een aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had pas op 22 september 2023 een besluit genomen. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling geen belang had bij zijn hoger beroep, omdat de staatssecretaris inmiddels had besloten op de aanvraag.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling overweegt dat de staatssecretaris rechtmatig de beslistermijn heeft verlengd en dat er geen proceskosten hoeven te worden vergoed. De vreemdeling heeft aangegeven het eens te zijn met het besluit van de staatssecretaris, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan waarop de Afdeling nog moet beslissen.

De uitspraak is gedaan op 7 maart 2024 door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier. De zaak betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

202305254/1/V1.
Datum uitspraak: 7 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 1 augustus 2023 in zaak nr. NL23.9648 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 1 augustus 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Kalu-Mollema, advocaat te Zwolle, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 22 september 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd.
De vreemdeling en staatssecretaris hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
Hoger beroep
1.       Toen de rechtbank uitspraak deed op het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van het besluit, had de staatssecretaris nog geen besluit genomen op zijn aanvraag van 9 september 2022. Dat heeft de staatssecretaris bij het besluit van 22 september 2023 wel gedaan. Wat de vreemdeling aanvoert, schept geen belang voor het beoordelen van zijn hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de staatssecretaris met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. De staatssecretaris heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De staatssecretaris hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden.
Besluit 22 september 2023
3.       De staatssecretaris is in het besluit van 22 september 2023 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft desgevraagd laten weten het eens te zijn met dit besluit. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege, als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, ontstaan waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2024
488-966