ECLI:NL:RVS:2024:97
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vreemdeling om document rechtmatig verblijf en hoger beroep staatssecretaris
Op 16 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag van een vreemdeling om afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont. De aanvraag was eerder op 24 augustus 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 8 maart 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 20 september 2023 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling werd vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, advocaat te Amsterdam.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De rechtbank had een motiveringsgebrek geconstateerd, dat eenvoudig te herstellen is. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.750,00 werden vastgesteld, en er werd een griffierecht van € 548,00 opgelegd aan de staatssecretaris.