ECLI:NL:RVS:2024:97

Raad van State

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
202306372/1/V1 en 202306372/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vreemdeling om document rechtmatig verblijf en hoger beroep staatssecretaris

Op 16 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag van een vreemdeling om afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont. De aanvraag was eerder op 24 augustus 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 8 maart 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard.

De vreemdeling heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 20 september 2023 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling werd vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, advocaat te Amsterdam.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De rechtbank had een motiveringsgebrek geconstateerd, dat eenvoudig te herstellen is. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.750,00 werden vastgesteld, en er werd een griffierecht van € 548,00 opgelegd aan de staatssecretaris.

Uitspraak

202306372/1/V1 en 202306372/2/V1.
Datum uitspraak: 16 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 september 2023 in zaak nr. NL23.7588 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 8 maart 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 september 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, advocaat te Amsterdam, heeft schriftelijke uiteenzettingen gegeven.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De rechtbank heeft namelijk een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek geconstateerd. De staatssecretaris komt daartegen in hoger beroep op terwijl dat gebrek zich (los van de vraag wat de uitkomst van de nieuwe besluitvorming moet zijn) eenvoudig laat herstellen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af;
III.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.     bepaalt dat van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een griffierecht van € 548,00 wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2024
392