ECLI:NL:RVS:2024:95
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 16 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 14 augustus 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was op 29 juli 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. In het hoger beroep, dat werd ingesteld door de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Jankie, werd betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld.
De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De Afdeling merkte op dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord, en dat er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.
De Afdeling concludeerde dat er ook ambtshalve geen reden was om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.