ECLI:NL:RVS:2024:95

Raad van State

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
202305165/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 16 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 14 augustus 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was op 29 juli 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. In het hoger beroep, dat werd ingesteld door de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Jankie, werd betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld.

De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De Afdeling merkte op dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord, en dat er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.

De Afdeling concludeerde dat er ook ambtshalve geen reden was om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202305165/1/V3.
Datum uitspraak: 16 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 14 augustus 2023 in zaak nr. NL23.21819 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 14 augustus 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Jankie, advocaat te Hoofddorp, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180, onder 8, 9 en 9.1, over de informatieplicht van de staatssecretaris uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb 2000). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2024
918