ECLI:NL:RVS:2024:866
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 10 januari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen om een vreemdeling in bewaring te stellen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. Op 29 januari 2024 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling heeft terecht geklaagd dat de rechtbank niet kenbaar heeft gemotiveerd dat zij de bewaring ambtshalve heeft getoetst. Echter, deze grief leidt niet tot vernietiging van de uitspraak, omdat de Afdeling geen reden ziet om de bewaring onrechtmatig te achten.
De Afdeling concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank met verbetering van gronden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2024.