202306854/1/A2.
Datum uitspraak: 28 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
en
het college van bestuur van de Open Universiteit (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 19 januari 2023 heeft de afdeling Tentamineren en certificeren van de Open Universiteit, namens het college, de tentamenaanmelding van [appellante] voor de cursus ‘De dynamiek van het goederenrecht’ afgewezen.
Bij beslissing van 3 oktober 2023 heeft het college het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 januari 2024, waar [appellante] is verschenen. Het college, vertegenwoordigd door mr. J.E.J. Niesters en mr. M.F.R.H. Ruijschop, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] volgt sinds 14 januari 2020 het schakelprogramma Schakelzone Recht aan de Open Universiteit. Op 11 juni 2021 is [appellante] overgestapt naar het programma dat na afronding toelating geeft tot de masteropleiding van de Universiteit van Amsterdam (hierna: de UvA). Het gehele programma moet binnen vier jaar worden afgerond en wordt grotendeels gevolgd aan de Open Universiteit. De kopcursus, de bachelorscriptie, wordt aan de UvA gevolgd. De toelatingseis voor de kopcursus is dat 45 EC van het programma behaald moet zijn.
Onderdeel van dit schakelprogramma is het verplichte vak ‘De dynamiek van het goederenrecht’, dat één keer per studiejaar wordt aangeboden. Binnen de inschrijfduur van een jaar hebben studenten drie tentamenkansen voor dit vak. In haar tweede inschrijfperiode was [appellante] vier keer aangemeld voor het tentamen. Bij haar derde kans waren er technische problemen waardoor zij een extra tentamenmogelijkheid heeft gekregen. Deze heeft zij verzilverd met haar aanmelding voor het tentamen van 17 september 2022. Ten tijde van deze kans was [appellante] absent.
Besluitvorming
2. [appellante] heeft zich vervolgens opnieuw aangemeld voor het tentamen. De afdeling Tentamineren en certificeren heeft haar aanmelding op 19 januari 2023 afgewezen omdat [appellante] geen tentamenkansen meer had. [appellante] is het niet eens met deze beslissing. Volgens [appellante] heeft zij nog recht op een geldig absent omdat zij ten tijde van het tentamen van 17 september 2022 ziek was. De ambtelijk secretaris van de Geschillenadviescommissie Open Universiteit (hierna: de GAS) heeft [appellante], als minnelijke schikkingspoging in bezwaar, een extra tentamenkans aangeboden met als voorwaarde dat deze kans vóór 1 mei 2023 benut moest worden. [appellante] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Het beroep
3. [appellante] betoogt dat zij bij haar tentamenkans van 17 september 2022 is benadeeld. Ze heeft wegens ziekte het tentamen niet kunnen maken en verwachtte daarom een geldig absent. De afdeling Tentamineren en certificeren wilde een medische verklaring van een arts als bewijsmateriaal zien, maar haar huisarts wilde hier niet aan mee werken. Op 6 januari 2023 heeft zij uiteindelijk een verklaring van de huisartsenpraktijk ingediend, waarin staat dat zij geen medische verklaringen verstrekken. Deze verklaring werd voor dit vak niet in behandeling genomen, terwijl de verklaring voor andere vakken wel werd goedgekeurd. Daarbij wijst [appellante] erop dat de universiteit zelf heeft aangegeven dat een "verklaring van geen verklaring" als bewijsmiddel geldt. [appellante] heeft vervolgens verzocht om opnieuw aangemeld te worden voor het tentamen, zodat zij nog voor februari kon deelnemen aan het tentamen en kon beginnen aan haar scriptie. Dit voorstel werd afgewezen, waardoor zij moest wachten totdat zij zich opnieuw kon inschrijven voor de cursus, aldus [appellante].
[appellante] voert over de schikkingspoging in bezwaar aan dat het, door het overlijden van haar oom op 3 april 2023, voor haar onmogelijk was om het tentamen vóór 1 mei 2023 te maken. Zij heeft verzocht om verlenging van deze termijn, maar dit werd niet toegekend. [appellante] heeft hierdoor het tentamen niet kunnen afleggen en door de besluitvorming van het college niet aan haar scriptie kunnen beginnen.
[appellante] vraagt de Afdeling om schadevergoeding voor de opgelopen vertraging en vergoeding voor het opnieuw aanschaffen van de cursus. Zij neemt het de universiteit kwalijk dat zij zich niet coulant heeft opgesteld en niet heeft meegedacht aan een passende oplossing.
4. Het college stelt zich op het standpunt dat de afwijzende beslissing correct is. [appellante] had op 19 januari 2023 nog geen geldig absent ontvangen voor het tentamen van 17 september 2022, waardoor haar drie tentamenkansen verbruikt waren. Over de klacht van [appellante] dat haar vraag om een geldig absent niet in behandeling werd genomen, geeft het college aan dat het gevraagde bewijsstuk, in de verklaring van 6 januari 2023, nog steeds ontbrak. Verder verwijst het college, ten overvloede, naar de absentieregeling in de Onderwijs en examenregeling 2022-2023 voor de wo-bacheloropleidingen van de Open Universiteit (hierna: de OER), bijlage 1, onder 4.4, waarin staat dat een student een verzoek tot een geldig absent kan indienen tot 20 werkdagen na de tentamendatum onder overlegging van een bewijsstuk.
Over het betoog van [appellante] dat zij zich ten onrechte opnieuw moest inschrijven voor de cursus vanaf 1 mei 2023, verklaart het college als volgt. Een student kan niet twee keer voor dezelfde cursus ingeschreven staan op hetzelfde moment. Door de derde inschrijving van [appellante], van 1 mei 2023 tot 30 april 2024, was het niet mogelijk om de inschrijfrechten van haar tweede inschrijving, van 25 april 2022 tot 24 april 2023, te verlengen.
Verder wijst het college erop dat [appellante] in eerste instantie de factuur voor haar tweede en derde inschrijving van de cursus ’De dynamiek van het goederenrecht’ niet heeft betaald en dat zij pas op 27 oktober 2023 heeft voldaan aan alle betalingsverplichtingen. Het college benadrukt dat volgens de OER een student niet mag deelnemen aan tentamens zolang niet is voldaan aan de betalingsverplichting. Tot slot stelt het college zich op het standpunt dat de studievertraging niet aan hem te wijten is.
De beoordeling
5. De Afdeling is van oordeel dat het college terecht de beslissing van 19 januari 2023 in stand heeft gelaten. [appellante] had ten tijde van de tentamenaanmelding geen geldig absent gekregen voor het tentamen van 17 september 2022. Op 19 januari 2023 waren haar tentamenkansen op en mocht de aanmelding dus afgewezen worden. Daargelaten dat [appellante] niet tentamengerechtigd was door openstaande facturen, heeft zij ook niet binnen 20 werkdagen na het tentamen van 17 september 2022 een medische verklaring overgelegd. Weliswaar heeft [appellante] een aantal maanden later, op 6 januari 2023, een verklaring ingediend, maar hieruit blijkt niet dat zij ten tijde van het tentamen niet in staat was het tentamen af te leggen. De Open Universiteit stelt niet ten onrechte de eis dat voor een geldig absent tijdig een medische verklaring of een "verklaring van geen verklaring" moet worden overgelegd. In de bezwaarfase is echter alsnog aan [appellante] uit coulance een geldig absent toegekend, waarbij haar een extra tentamenkans is geboden. Dat [appellante] hier geen gebruik van heeft gemaakt wegens familieomstandigheden, leidt niet tot de conclusie dat haar een derde tentamenkans is onthouden. De Afdeling is verder van oordeel dat het niet onredelijk is dat [appellante] zich opnieuw moest inschrijven voor de cursus, omdat zij het tentamen niet heeft behaald binnen de duur van de cursus. Voor zover [appellante] heeft betoogd dat de Open Universiteit niet coulant is geweest en niet heeft meegedacht aan een passende oplossing, overweegt de Afdeling dat uit de stukken blijkt dat er veel communicatie is geweest, [appellante] is gewezen op deadlines en het college bereid is om [appellante], indien nodig, voor haar lopende inschrijvingsduur nog een extra tentamenkans te bieden.
Het betoog slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Zanten
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024
97-1090