ECLI:NL:RVS:2024:845

Raad van State

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
202400135/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring administratief beroep inzake vaardighedentoets Geneeskunde

In deze zaak gaat het om een beroep van [appellant] tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn administratief beroep door het college van beroep voor de examens van de Radboud Universiteit. [appellant], die de bacheloropleiding Geneeskunde volgt, had op 14 juli 2023 deelgenomen aan de vaardighedentoets PPV ‘Palpatie Slagaderen’. De examinator beoordeelde deze toets op 19 juli 2023 als onvoldoende. Na deze beoordeling heeft [appellant] gecorrespondeerd met de examinator, maar de examinator bevestigde op 27 juli 2023 dat het cijfer ongewijzigd bleef. Hierna heeft [appellant] op 8 september 2023 administratief beroep ingesteld, maar het college verklaarde dit beroep op 24 november 2023 kennelijk niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 14 februari 2024, waarbij [appellant] via videoverbinding aanwezig was en het college vertegenwoordigd was door mr. M.M. de Roon.

De Afdeling oordeelt dat de termijn voor het indienen van het beroep is aangevangen op 20 juli 2023 en eindigde op 30 augustus 2023. Aangezien [appellant] zijn beroep pas op 8 september 2023 indiende, was dit te laat. De Afdeling heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. Het betoog van [appellant] dat hij door de examinator werd weerhouden van tijdig beroep, werd niet gevolgd, omdat de examinator duidelijk had aangegeven dat er beroep kon worden ingesteld. De Afdeling concludeert dat het college het administratief beroep van [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, waardoor de inhoudelijke bezwaren van [appellant] niet aan de orde komen. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

202400135/1/A2.
Datum uitspraak: 28 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Radboud Universiteit (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 19 juli 2023 heeft een examinator de door [appellant] gemaakte vaardighedentoets PPV ‘Palpatie Slagaderen’ als onvoldoende beoordeeld.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] administratief beroep ingesteld.
Bij beslissing van 24 november 2023 heeft het college het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2024, waar [appellant], via een videoverbinding, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.M. de Roon, en via een videoverbinding vergezeld van [leerlijncoördinator], zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] volgt de bacheloropleiding Geneeskunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Op 14 juli 2023 heeft hij deelgenomen aan de vaardighedentoets PPV ‘Palpatie Slagaderen’. De examinator heeft op 19 juli 2023 het behaalde resultaat, een onvoldoende, schriftelijk aan [appellant] bekendgemaakt. Na ontvangst van deze beslissing heeft [appellant] gecorrespondeerd met de examinator over de beoordeling van de toets. Op 27 juli 2023 heeft hij van de examinator een inhoudelijke reactie gekregen die erop neerkomt dat het cijfer ongewijzigd blijft, waarna hij op 8 september 2023 administratief beroep heeft ingesteld bij het college. [appellant] heeft de mogelijkheid gekregen om te motiveren waarom hij zijn administratief beroepschrift buiten de beroepstermijn van zes weken heeft ingediend. Volgens [appellant] heeft hij tijdig administratief beroep ingesteld nu hij dit volgens hem binnen zes weken na ontvangst van de reactie van de examinator op 27 juli 2023 heeft gedaan.
Besluitvorming
2.       Het college heeft aan de beslissing van 24 november 2023 ten grondslag gelegd dat [appellant] het besluit op 19 juli 2023 heeft ontvangen, zodat hij uiterlijk op 30 augustus 2023 zijn administratief beroep had moeten indienen. Omdat hij het administratief beroep op 8 september 2023 heeft ingediend, was hij te laat. Het college heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat er in dit geval sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het college heeft verder opgemerkt dat zelfs al zou ervan worden uitgegaan dat de termijn zou zijn aangevangen met de reactie van de examinator op 27 juli 2023, [appellant] de mogelijkheid had gehad om tot uiterlijk 7 september 2023 zijn administratief beroep in te dienen. In dat geval zou [appellant] dus alsnog een dag te laat zijn geweest met het indienen van zijn administratief beroep.
Beroep
3.       [appellant] is het niet eens met de beslissing omdat het college geen rekening heeft gehouden met de omstandigheden van het geval en de beslissing volledig voortkomt uit de overschrijding van de beroepstermijn. Volgens [appellant] is hij door de examinator weerhouden van het instellen van tijdig beroep omdat deze in de e-mail van 27 juli 2023 het volgende heeft medegedeeld: "Over de uitslag van deze mail kan niet meer gecorrespondeerd worden." Hij voert verder aan dat het schikkingsgesprek geen invloed heeft gehad op de beslissing. Volgens [appellant] is de initiële beoordeling van de afgelegde test deels aantoonbaar foutief en wordt daar ten onrechte aan vastgehouden door de vakcoördinatoren en de examencommissie. Verder voert hij aan dat er structurele gebreken zijn met betrekking tot de afname van mondelinge en praktijkgerichte examens, waardoor een objectieve beoordeling niet mogelijk is. Deze gebreken worden door de beslissing van 24 november 2023 bevorderd, aldus [appellant]. Verder wijst [appellant] op de ernstige gevolgen voor de studieloopbaan van studenten die foutief vastgestelde resultaten van mondelinge toetsen meebrengen.
Beoordelingskader
3.1.    Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn voor het indienen van een beroepschrift aan op de dag na de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Uit artikel 6:11 van de Awb volgt dat niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dat verband zijn twee aspecten van belang. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of het niet tijdig indienen van het bezwaar of beroepschrift aan de indiener kan worden toegerekend. Voor het oordeel dat een termijnoverschrijding niet kan worden toegerekend aan de indiener kan grond bestaan als de termijnoverschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen of de overschrijding te wijten is aan het handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook wegens andere redenen. Als dit het geval is zal moeten worden beoordeeld of het bezwaar of beroepschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kan worden verlangd. Bij de toepassing van artikel 6:11 van de Awb moet voor ogen worden gehouden dat het om een gebonden bevoegdheid gaat. Als eenmaal is vastgesteld dat het bezwaar of beroepschrift niet tijdig is ingediend en vervolgens wordt geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, moet het rechtsmiddel niet-ontvankelijk worden verklaard. In dat geval is een belangenafweging niet mogelijk. Dat betekent onder meer dat de belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid, bij de beoordeling niet relevant zijn.
Beoordeling
3.2.    De beslissing is aan [appellant] bekendgemaakt op 19 juli 2023, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift op grond van artikel 6:7 en artikel 6:8 van de Awb is aangevangen op 20 juli 2023 en is geëindigd op 30 augustus 2023. [appellant] heeft op 8 september 2023 zijn administratief beroep ingediend. Daarmee heeft [appellant] zijn administratief beroep niet tijdig ingediend.
3.3.    [appellant] heeft geen omstandigheden aangedragen waaruit blijkt dat de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet aan hem is toe te rekenen. Het betoog van [appellant] dat hij door de zinsnede in de e-mail van 27 juli 2023 dat niet meer over de uitslag van de e-mail van 27 juli 2023 kon worden gecorrespondeerd, hem ervan heeft weerhouden tijdig in beroep te gaan tegen de beslissing van 19 juli 2023 en dat dat verschoonbaar zou zijn, volgt de Afdeling niet. Uit de zin volgt slechts dat de discussie met de examinatoren over een mogelijke herbeoordeling wat hen betreft was beëindigd. Daarmee werd niet afgedaan aan de duidelijke rechtsmiddelenverwijzing onder de beslissing van 19 juli 2023 die aangaf dat bij het college in beroep kon worden gegaan tegen die beslissing en dat het beroepschrift dan binnen 6 weken na die beslissing door het college moest zijn ontvangen. Ook zijn betoog over het feit dat er tijdens de beroepsprocedure bij het college een schikkingspoging heeft plaatsgevonden die de beslissing van het college niet heeft beïnvloed baat hem niet. Met het beproeven van een schikking werd de wet gevolgd. [appellant] voert ook daarmee geen bijzondere omstandigheid aan die maakt dat het verschoonbaar is dat het beroep te laat is ingediend. Voor zover [appellant] aanvoert dat de termijn pas gaat lopen na de e-mail van 27 juli 2023 volgt de Afdeling dat betoog niet. De beslissing met de vermelde rechtsmiddelenverwijzing is van 19 juli 2023 waarna daarover is gecorrespondeerd. Het college heeft er daarnaast ten overvloede terecht op gewezen dat zelfs als uitgegaan zou worden van de datum van de e-mail van 27 juli 2023 het op 8 september 2023 ingestelde beroep te laat is ingesteld. Aan een verdere beoordeling en belangenafweging kan gelet hierop niet worden toegekomen.
3.4.    Het college heeft het administratief beroep van [appellant] daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de Afdeling niet kan toekomen aan het inhoudelijke betoog van [appellant] over de gestelde gebreken aan de door hem afgelegde vaardighedentoets.
Slotsom
4.       Het beroep is ongegrond.
5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Polak
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024
705-1090