ECLI:NL:RVS:2024:82
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
Op 15 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een vreemdeling die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin zijn beroep tegen de afwijzing van een aanvraag tot wijziging van de beperking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ongegrond was verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 juli 2022 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen en dit besluit was later door de staatssecretaris bevestigd na bezwaar van de vreemdeling. De rechtbank had op 9 november 2023 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd vastgesteld dat uit het verzoek niet bleek van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. Hierdoor werd het verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. D.A. Verburg, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.