ECLI:NL:RVS:2024:794
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag over de bewaring van een vreemdeling
Op 29 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De rechtbank had op 29 januari 2024 het beroep van de vreemdeling tegen het voortduren van zijn bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was op 17 december 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
In het hoger beroep, dat werd ingesteld door de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Akkas, werd aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld over de rechtmatigheid van de bewaring. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft echter geoordeeld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde.
De Afdeling heeft ook ambtshalve geen redenen gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2024.