ECLI:NL:RVS:2024:786
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 22 januari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 22 december 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 februari 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt bevestigd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft volgens de Afdeling terecht geoordeeld en de motivering van de rechtbank wordt overgenomen. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is.
De Afdeling ziet ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 februari 2024.