ECLI:NL:RVS:2024:744
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf
Op 22 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De aanvraag was op 29 juni 2021 afgewezen, waarna de staatssecretaris op 17 november 2021 het bezwaar van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De rechtbank Den Haag verklaarde op 14 juni 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond.
In het hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. W. Hoebba, werd aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. De Afdeling bestuursrechtspraak nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De beslissing werd vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 22 februari 2024.