ECLI:NL:RVS:2024:701
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 21 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van drie vreemdelingen tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 13 juli 2023 de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, verklaarde op 30 oktober 2023 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. P. Kramer-Ograjensek, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had eerder al een vergelijkbare rechtsvraag beantwoord, en het hogerberoepschrift bevatte geen nieuwe vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij de Afdeling geen aanleiding zag om anders te oordelen dan in eerdere uitspraken. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.