202305735/2/R1.
Datum uitspraak: 20 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen onder meer:
Vereniging Het Zijper Landschap, gevestigd te Schagen, en Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, afdeling Alkmaar-Den Helder, gevestigd te Alkmaar (hierna: HZL en KNNV),
verzoeksters,
en
1. de raad van de gemeente Schagen,
2. het college van burgemeester en wethouders van Schagen,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Hotel Corfwater" gewijzigd vastgesteld.
Bij besluit van 26 juli 2023 heeft het college aan Het Nieuwe Strand Petten B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het renoveren en uitbreiden van Hotel Corfwater op het perceel Korfwaterweg 1 in Petten.
Tegen deze besluiten hebben HZL en KNNV beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
Het Nieuwe Strand Petten heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
HZL en KNNV en Het Nieuwe Strand hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 januari 2024, waar HZL en KNNV, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. A.M. van Eik, advocaat te Amsterdam, en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. K. Hollenberg en J.F.J. Kaandorp, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Het Nieuwe Strand Petten, vertegenwoordigd door ir. M.N.P. Schouten, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
Het ontwerpplan is op 26 april 2022 ter inzage gelegd en de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend op 11 november 2021. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en de Wabo, zoals die golden vóór 1 januari 2024, van toepassing blijven.
Inleiding
2. De voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
4. Het plangebied ligt ten noorden van de kern van Petten in het duingebied Het Korfwater. In het plangebied bevindt zich nu bebouwing van het voormalig hotel "Huis ter Duin". Het plan voorziet in de herontwikkeling van het plangebied door een transformatie naar een kwalitatief hoogwaardig hotelcomplex. De bestaande niet-monumentale aanbouwen van het huidige hotelgebouw worden gesloopt. Ook de beheerderswoning met bijgebouw en de bunkers worden gesloopt. Het monumentale deel van het hotelgebouw wordt gerenoveerd. Ten noorden van het huidige hotelgebouw worden vijf nieuwe hotelgebouwen mogelijk gemaakt. Deze beoogde hotelgebouwen zullen samen met het gerenoveerde Huis ter Duin ruimte bieden aan 240 hotelkamers. Ondergeschikt aan de hotelfunctie is er ruimte voor horeca, "wellness", vergaderfaciliteiten en meerdaagse congresactiviteiten.
De op 26 juli 2023 verleende omgevingsvergunning gaat over de uitbreiding en renovatie van het hotelcomplex.
Beoordeling van het verzoek
5. HZL en KNNV hebben de voorzieningenrechter verzocht het plan en de omgevingsvergunning te schorsen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. Zij hebben aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat Het Nieuwe Strand Petten na inwerkingtreding van het bestemmingsplan direct met de uitvoering van de omgevingsvergunning kan beginnen.
6. Voor zover het verzoek strekt tot schorsing van de verleende omgevingsvergunning, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
HZL en KNNV hebben aangevoerd dat het plan en de omgevingsvergunning niet onder de gemeentelijke coördinatieregeling zijn komen te vallen, omdat het coördinatiebesluit pas op 1 december 2023 op juiste wijze is bekendgemaakt en dus pas in werking is getreden nadat de besluiten al waren genomen.
Het college stelt zich op het standpunt dat de besluiten van 11 juli 2023 en 26 juli 2023 gecoördineerd zijn voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30, eerste lid, van de Wro. Het college heeft er op gewezen dat de raad bij besluit van 30 maart 2021 heeft besloten tot toepassing van de coördinatieregeling voor de vaststelling van het bestemmingsplan en het verlenen van de omgevingsvergunning. Volgens het college is met de publicaties in het Gemeenteblad van de ontwerpbesluiten en de besluiten op onderscheidenlijk 25 april 2022 en 31 juli 2023 voldoende mededeling gedaan van het feit dat de coördinatieregeling is toegepast op basis van het daartoe door de raad genomen besluit van 30 maart 2021. Als al geoordeeld wordt dat het coördinatiebesluit niet tijdig is bekendgemaakt, neemt dat volgens het college niet weg dat het college en de raad wel toepassing hebben gegeven aan dit besluit en belanghebbenden door de hiervoor vermelde publicaties kennis hebben kunnen nemen van het coördinatiebesluit. Verder heeft het college er op gewezen dat HZL en KNNV niet in hun belangen zijn geschaad en dat de bevoegdheid om de coördinatieregeling toe te passen bovendien is bekrachtigd doordat het besluit alsnog is gepubliceerd op 1 december 2023. Gelet daarop kan een eventueel bevoegdheidsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd, aldus het college.
6.1. De voorzieningenrechter overweegt dat met de enkele vermelding in de publicaties van 25 april 2022 en 31 juli 2023 dat het (ontwerp)bestemmingsplan op grond van het coördinatiebesluit van 30 maart 2021 wordt gecoördineerd met de (ontwerp) omgevingsvergunning, het coördinatiebesluit niet op de juiste wijze bekend is gemaakt. Dat besluit is dus voorafgaand aan de voorbereiding van het plan en de omgevingsvergunning niet in werking getreden. Dat is pas gebeurd na de correcte bekendmaking op 1 december 2023. Dit betekent dat de in het coördinatiebesluit aangewezen besluiten niet ingevolge artikel 3.30, eerste lid, van de Wro onder de coördinatieregeling zijn komen te vallen. Het plan en de omgevingsvergunning kunnen daardoor ingevolge artikel 8.3, eerste lid, van de Wro voor de mogelijkheid van beroep niet als één besluit worden aangemerkt. Dit betekent dat niet de Afdeling in eerste en enige aanleg, maar de rechtbank Noord-Holland in eerste aanleg bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning. Artikel 6:22 van de Awb kan dit niet anders maken. Dat artikel is namelijk alleen van toepassing als er een gebrek in een besluit is geconstateerd.
De voorzieningenrechter verwacht verder ook niet dat de Afdeling in de bodemprocedure de beroepen tegen de verleende omgevingsvergunning om proceseconomische redenen niet zal doorzenden aan de rechtbank, maar daarop zelf zal beslissen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat in de door anderen dan verzoekers ingestelde beroepen tegen de voorliggende besluiten ook gronden tegen de toepassing van de coördinatieregeling en tegen de verleende omgevingsvergunning naar voren zijn gebracht.
Dit betekent dat de Afdeling onbevoegd is om van de beroepen tegen de omgevingsvergunning kennis te nemen. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet al daarom in zoverre worden afgewezen.
Het beroep en de daarbij behorende stukken zullen in zoverre met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, in samenhang met artikel 8:81, vierde lid, van de Awb ter behandeling worden doorgestuurd aan de (voorzieningenrechter van de) rechtbank Noord-Holland.
7. Voor zover het verzoek strekt tot schorsing van het bestemmingsplan, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Het Nieuwe Strand Petten heeft op de zitting toegezegd dat zij zal wachten met de start van de bouwwerkzaamheden tot de Afdeling een uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. Omdat geen onomkeerbare gevolgen van het plan zijn te verwachten, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter met het verzoek tot schorsing van het bestemmingsplan geen spoedeisend belang gemoeid, dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
Conclusie
8. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
9. De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter
w.g. Deen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2024
604
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:40
Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Artikel 8:6, eerste lid
Het beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
Wet ruimtelijke ordening
Artikel 3.30, eerste lid
Bij besluit van de gemeenteraad kunnen gevallen of categorieën van gevallen worden aangewezen waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid het wenselijk maakt dat:
a. de voorbereiding en bekendmaking van nader aan te duiden, op aanvraag of ambtshalve te nemen besluiten worden gecoördineerd, of
b. de voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan, een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, wordt gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van besluiten als bedoeld onder a.
Artikel 8.3, eerste lid
Voor de mogelijkheid van beroep worden als één besluit aangemerkt:
a. indien toepassing is gegeven aan artikel 3.30, eerste lid, onder a, 3.33, eerste lid, onder a, of 3.35, eerste lid, onder b, de daarbedoelde besluiten;
b. indien toepassing is gegeven aan artikel 3.30, eerste lid, onder b, 3.33, eerste lid, onder b, of 3.35, eerste lid, onder c, het besluit omtrent vaststelling van het daarbedoelde bestemmingsplan of inpassingsplan, wijzigings- of uitwerkingsplan dan wel de omgevingsvergunning en de daarbedoelde besluiten, voor zover deze besluiten met toepassing van artikel 3.32 gelijktijdig bekend zijn gemaakt