ECLI:NL:RVS:2024:670
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag verblijfsvergunning regulier
Op 19 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 15 januari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling was gesteld. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de staatssecretaris verklaarde het bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond op 20 mei 2022. De rechtbank Den Haag verklaarde op 9 maart 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond.
In hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Süzen, de beslissing van de rechtbank aangevochten. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de vreemdeling geen relevante nieuwe stukken had overgelegd die niet eerder in de procedure konden worden ingediend. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de vragen in het hogerberoepschrift niet van belang waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 19 februari 2024, en is vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.